L-
kracht gedurende den oorlog.
n
De groote ellende, die de Scheveningsche visschers in het tijd
perk 1795—1813 hebben geleden, toen o. a. op één dag twintig
Scheveningsche schuiten door de Engelschen werden opgebracht
en de opvarenden, honderd in getal, in de gevangenis werden opge
sloten die ellende zullen wij hier niet in bijzonderheden beschrijven,
we deden dat reeds elders.
Maar wel willen wij er op wijzen dat, als Scheveningen zich
weldra opmaakt om feestelijk te gaan herdenken al wat in de No
vember- en Decembermaand van 1813 te Scheveningen is afgespeeld,
Geschiedenis van Scheveningen door J. C. Vermaas en P. Hoogen-
raad. Uitgave firma D. Koek, Scheveningen.
zooveel genummerde briefjes als er schuiten waren en liet het lot
beslissen op welke schepen de broodeloozen zouden worden ge
plaatst. Elke week lootte men opnieuw. Men dacht zoo„een man
meer op een schuit voor één week in de besomming maakt niet
zoo veel uit.”
90. Wanneer het mocht blijken, dat door het storten van een
stuiver van den gulden besomming, de kas niet in staat was aan
haar verplichtingen te voldoen, moesten de schrijvers of boekhouders
met de stuurlieden overleggen, in hoeverre die vijf percent van de
besomming moest worden verhoogd.
io°. Wanneer de meerderheid van de genoemde commissie het
te gevaarlijk achtte om met het oog op ontmoetingen met den vijand,
in zee te gaan, dan werd, wanneer een schuit niettegenstaande dien
raad toch ging visschen en schade beliep, niets uitgekeerd en beliep
zij bovendien een boete van twee zilveren dukaten ten behoeve
van de armen van Scheveningen.
ii°. De stuurlieden, die lid waren van de genoemde commissie,
kregen den naam van „vlaggelieden”. Wanneer zij vijandelijke
schepen op zee ontdekten, moesten zij hun kameraden waarschuwen
door stakelen d. i. .het ontsteken van een vuur als anderszins.
Lieten zij dat na, dan verbeurden zij hun visch, en de opbrengst
daarvan kwam aan de kas.
Het geheele contract bleef slechts van
161
AAN WELKE GEVAREN DE SCHEVENINGERS, ENZ.