den Parijschen Notaris Maitre Francois Granet des petits Champs, Parochie van Sint Roch te Parijs, die een proces aanhangig maakte bij het Chatelet. Ten overvloede wendde hij zich om voorspraak tot den Baron de Fonseca, Spaansch gezant bij het Hof te Versailles, die in 1727 een gunstig vonnnis tegen den Fleer Langelé voor hem verkregen had. Deze paste echter ditmaal voor die eer, en liet hem weten, dat wanneer hij eenmaal zoo zwak ge weest was zich te laten vangen in de netten eener vrouw, hij voor de tweede maal voorzichtiger had behooren te zijn, en dat het hem van harte leed deed hem ditmaal zijne goede diensten niet te kunnen Jeenen. Zaken riepen hem naar den klaag terug, en buitendien had er een heugelijk feit in zijne familie plaats gegrepen, datzijn vaderhart met vreugde moest vervullen. Zijne eenige dochter Sarah, de vrouw van don Francisco Lopes Suasso had het leven op 25 Juli 1730 geschonken aan eene dochter, die den naam van Rachel zou dragen. Alvorens uit Parijs te vertrekken nam hij zijn maatregelen om M'le Pélissier tot het uiterste te vervolgen. Door mijne nasporingen in het protocol van de Haagsche Notarissen, heb ik kennis gekregen van de door de Liz gedane stappen. Krachtens een acte gepasseerd voor Fortier in dato 26 Juni 1730 gaf hij aan volmacht. Om aan zijne vordering meerdere kracht bij te zetten en kwanswijs zijne belangeloosheid te toonen, schonk hij dezelve aan een Roomsch katholieke kerkelijke instelling. Vreemd mag het schijnen, dat de Liz, jood en bovendien op het tijdstip waarvan wij spreken Parnassijn van de Portugeesch-Israëlitische kerk Beth Jehacob te ’s Gravenhage, eene schenking, zij het dan eene twijfel achtige, deed aan de Zusters en boetvaardige Dochters van den Goeden Herder, gevestigd in het klooster der rue Cherche-Midi te Parijs. Hij verklaarde aan deze zusters, over te leveren alle hoofdsommen, schaden en interessen zonder uitzondering, die hem mochten toegewezen worden van zijne wettige vorderingen ten laste van den directeur Bernard Pélissier en diens wettige huisvrouw, de zangeres Marie Jeanne Castelleno. Maitre Granet kreeg last de zaak te vervolgen tot er vonnis zou zijn gewezen. En de zusters werden daarenboven vrijgesteld van het storten van eenige penningen voor gerechtskosten. Granet moest alle verschotten betalen, onder belofte van de Liz, die te zullen rembourseeren. En om te bluffen met zijne hooge en invloedrijke relatiën bepaalde hij bij EPISODEN UIT HET LEVEN VAN FRANCESCO LOPES DE LIZ. 195

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 205