ongestoord genot. De wolken die hun geluk verduisterden waren van
tweeërlei aard. Voor de gezondheidstoestand der actrice bleek het
dringend noodig voor haar een bekend dokter voor huidziekten te
Amsterdam te gaan raadplegen. In een karos met zes paarden be
spannen maakte het paar de reis. Charlotte werd gedurende eenige
weken te Amsterdam achtergelaten onder de hoede van den medicus,
die haar zoo het heette volkomen cureerde en haar weer naar haar
verlangenden minnaar terug voerde.
De andere schaduw op hun geluk was het bestaan van een
wettigen echtgenoot, die soms zijne rechten liet gelden. Zeker is het
echter niet of die echtgenoot wel zoo heel wettig was.
Volgens Desforges, was de actrice gehuwd met Fouillard, gewezen
lakei van den Hertog van Brancas.
Mlle. Le Grand had natuurlijk voor haar minnaar haar verhou
ding tot Fouillard verzwegen, en deze wist, naar den Haag gekomen,
in die mate het vertrouwen van de Liz te winnen, dat hij van hem
eene aanstelling kreeg als directeur van zijn opéragezelschap.
Eene heele lijdensgeschiedenis was daaraan voorafgegaan.
Zekere Jacques Naudé, een musicus, die in den Haag verblijf hield
en in relatie stond met de Liz, had van deze opdracht ontvangen zich
naar het buitenland te begeven, om aldaar zangers en zangeressen
te engageeren voor de opera, die hij in den Haag wenschte op te
richten. Hij zou daarvoor de beschikking krijgen over tien duizend
gulden en binnen zes weken moest het gezelschap voltallig zijn.
Te Parijs schijnt hij niet te hebben kunnen slagen en daarom begaf
hij zich naar Straatsburg, alwaar hij Fontenay, de dames Dumagni en
Lescal schijnt te hebben geëngageerd, zeker is dit echter niet. Wel
blijkt uit een notariëele acte, dat Naudé de sommen, die hij had ge
kregen voor zich zelf behield en later heimelijk den Haag verliet.
Vervolgens werd een zekere Dumirail met dezelfde opdracht belast,
doch zijne werkzaamheid schijnt van korten duur geweest te zijn.
Toen kwam Michel Fouillard ten tooneele. Deze bood zich
voor de directie der opéra aan en verkreeg die waarschijnlijk op
voorspraak van MHe. Legrand.
Manuel Serrario, die wij reeds vroeger in ons verhaal hebben
genoemd, was de vertrouwensman van de Liz en kreeg de opdracht
het geldelijk beheer van de instelling te controleeren en deze ge
noot zoozeer het vertrouwen zijns meesters, dat hij in 1737 zelfs
205
EPISODEN UIT HET LEVEN VAN FRANCESCO LOPES DE LIZ.