alle die pretentiën op de Liz hadden. De boeken waren echter niet geheel in orde, zoodat het hun moeilijk viel een juiste lijst van crediteuren saam te stellen. Die lijst bedroeg ƒ155978.1 en boven dien een jaarlijksche rente van 250, die met 1640 aan ver schillende legaten door zijn overledene gemalin gemaakt een som van 2890 ’sjaars uitmaken. Zijn eigendom bedroeg volgens taxatie 165385.3, zoodat zij vreesden dat de schulden daardoor niet gedekt konden worden. Hun hoop was gevestigd op de renunciatie van de Liz’s schoonzoon en eenige dochter van hunne deugdelijke pretensie op het versterf der moeder. Zij schreven o.a. woordelijk „Wij konnen ook niet nalaten aan UE. voor te stellen, dat de revenuen van UE. fideicommis, twee actiën ter kamere van Delft, de revenuen van UE. effecten in Venetiën en 14 ’sjaars tot Londen, UE. inkomsten, naer aftrek van de bovengemelde jaerlijxe renten seer modicq zijn, en bij nae onmogelijk omme daervan te konnen bestaen aen een Hof zooals Brussel is, en derhalven ver- soecken wij aen UE. desselfs woonplaets weder binnen deze Republicq te koomen nemen, alwaer UEd. met de eigenste vrijheid zal konnen zijn, en sonder de minste vreese van door iemand gemolesteert of onvriendelijk bejegent te werden.” Verder schrijven zij hem dat hij maar moet zeggen of hij in geldnood verkeert en hoeveel hij noodig denkt te hebben, dan zullen zij in een rekwest aan het Hof van Holland om geld voor hem verzoeken. Zij hopen dat de Oost-Indische Compagnie wat tot redres moge komen en de uitkeeringen wat beter worden, opdat hij er met zijne kinderen en kleindochter nog vele jaren van zoude mogen profiteeren. De Liz antwoordde niet op dit vriendelijke schrijven waarop de curatoren hem op 18 Juni 1743 opnieuw een epistel toezonden en hem door den Brusselschen koopman Le Clercq f 2500 kasgeld lieten aanbieden, terwijl zij de hoop uitspraken hem spoedig, wanneer de zaken favorabel gelikwideert waren, grootere bedragen te kunnen toezenden. Een contract of decharge voor de curatoren, door den schoonzoon Francesco Lopes Suasso Junior (eigenlijk Abraham geheeten) en diens gemalin Sara Suasso de Liz werd op 14 Juni 1743 gepasseerd voor Notaris Johannes Sijthoff. De comparanten verklaarden daarbij dat zij in 1742 tot het droevig bewustzijn waren gekomen, dat hun vader en schoonvader Jacob 224 EPISODEN UIT HET LEVEN VAN FRANCESCO LOPES DE LIZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 234