I
Lopes de Liz anders Francesco de Liz, zich in het uiterste verval
van zaken bevond. Hij had alle proposition van de hand gewezen
en dat nu het eenig middel om verder onheil te voorkomen, daarin
bestond hem prodigus te verklaren en hem onder curateele te stellen.
Het Hof heeft dit geaccordeerd en op 6 November 1742 werd tot
curateele gesanctionneerd. Zijne loopende schulden bedroegen
volgens bericht der curateuren 150000 behalve nog f 3000 aan
jaarlijks uit te keeren renten. De comparanten hadden wegens het
moederlijk goed meer dan twee ton gouds van hem te vorderen.
Zij abandonneerden hunne vordering om de eer van de familie te
redden.
Zij namen echter de precautie, dat indien zich zoodanige be
langrijke en alsnog onbekende schulden binnen zekere tijd mochten
voordoen, zij als dan zouden blijven ongeprejudicieert om het voor
melde moederlijke goed bij preferentie of concurrentie te kunnen
en mogen vorderen.
De Liz hield nog in Februari 1745 verblijf te Brussel, want op
dit tijdstip verzocht hij een duplo zijner rekening te doen toekomen
aan zijn in den Haag wonenden neef David del Sotto, teneinde
die na te kunnen laten zien.
De curatoren hadden deze afrekening opgemaakt en ingeleverd
en het Hof van Holland had in November 1744 den klerk ter
Furneerkamer van den Hove, Jean Thomas Delpierre aangesteld
om dezelve met alle diligentie te examineeren en verslag daarover
uit te brengen.
Hoe of het verder met de Liz afgeloopen is, kunnen wij niet
zeggen. Wij verzochten zonder resultaat den Archivaris van Brussel,
ons zoo mogelijk te willen inlichten omtrent diens verblijf aldaar.
EPISODEN UIT HET LEVEN VAN FRANCESCO LOPES DE LIZ.
225
15