235 DE OPRICHTING EN DE EERSTE PERIODE. III. Men had natuurlijk geregeld gelegenheid om in den Haag Duitsche porceleinen te koopen. Op de kermissen kwamen kooplieden met allerlei en zeker ook met deze begeerde waren. Een dier kooplieden was de Sakser Anton Lyncker. Vanwaar hij komt is niet bekendals hij later Haagsch burger wordt staat achter zijn naam slechts „geboore in Sak sen” 2). De overlevering vertelt, dat hij meester knecht in Meiszen geweest is, maar de toch vrij gedocumenteerde werken over de beroemde fabriek melden zijn naam met. Wel vind ik onder de vormers in Frankenthal een David Linker, terwijl later blijken zal, dat ook Anton met die fabriek relaties had. Hoe dit zij, de tijdelijke relaties in den Haag deden hem blijkbaar besluiten om zijn zoon Jan Frantz Lyncker daar een vaste winkel te doen oprichten: deze werd den 31 Aug. 1772 burger en woonde op den Hofcingel. Tijdens de kermis van 1773 reeds liet hij beslag leggen op de kraam van een anderen koopman, de Gonicourt, en in het najaar van hetzelfde jaar zien wij hem in proces gewikkeld met een Amsterdamsch Israëliet Salomon de Jong over den verkoop van Saksische porceleinen 3). Met dezen was Lyncker overeen gekomen hem „diverse soorten Saxische porseleinen te leveren”, Zie over de Loosdrechtsche fabriek vooral het artikel van Jhr. B. W. F. van Riemsdijk in Oud-Holland 1915. 2) De stadsarchivaris van Dresden schrijft mij, dat hij over Lyncker niets heeft gevonden, ondanks de gegevens van 3) Zie de acte in haar geheel in bijlage 6. kleinvorst om niet te wenschen zijn eigen porceleinfabriek te hebben, waardoor hij voor geschenken en anderszins niet afhankelijk behoefde te wezen van een in handen van Amsterdamsche heeren zijnde inrichting, ook al had hij in die laatste enkele aandeelen 1). DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK. Bijlage 117.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 245