gegront, te meer omdat hij bij zijn overkomst uit Duitschland, in- plaets van aen de fabriek daer hij van ontboden was, zich direct te adresseeren, de omreise over den Haeg genomen had om een schilder bij voorn. Lynker te brengen genoemt Miler, althans nog in het werk van Lynker arbeidende, door welke hij dan ook, terwijl hij in de Loosdrecht was, door briefwisseling als over- en weder trekken, correspondentie hield met het werk van Lynker.” Dit gaf de Mol kwaad vermoeden, en terecht, immers „die Kilber gaf tegen Kersttijd 1777 zeer onverwacht voor, hij wilde om lichaemsonge- steltheit naer Fulda in Duitschland, daer zijne kinderen woonden, terugkeeren, en verzocht zijn afscheit; en bedden uit Duitschland bij zijn overkomst hebbende medegebracht en door onze Duitschers 16 „denkelijk slechts om te spionneeren, want schoon de mensch be kwaam genoeg scheen te zijn, zoo was in den tijt van 5 maenden, dat hij bij de fabriek verbleef zijn werk gering, zijn verdiensten groot, en dus de verwagting, dat hij andere oogmerken had vrij DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK. 24I Inktstel met zaadstrooier en kandelaar. (Gemeente Museum) 6.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 251