a J) Kilber komt daar tenminste in 1774 als zoodanig voor, zie Zais Die Kurmainz Porzell. Manufactur zu Höchst blz. 137. 2) Zie bijlage 12. 3) Zie „de Haagsche Porceleinfabriek”, in de Meded. der Ver. ter Beoef. v. d. Gesch. v. s-Gravenhage, Deel I blz. 60 en vlg. verzocht zijnde hij wilde deselve hun verkopen, als zijnde op zijne terugreize naer Duitschland eene moeijelijke en kostbare bagagie, weigerde hij zulks, als willende dezelve na den Haeg aen een goet vriend zenden, en dit ter kennisse van de Mol gebracht zijnde, en daerover door deze gevraegt, of hij ook na Lynker ging arbeiden, dorst op het sterkste van neen betuigen, maer zeide eerst na den Haeg om medecijnen te krijgen te willen verreizen en aldaer slegts eenige dagen te zullen blijven....” „En die man”, zoo roept de Mol vol verontwaardiging uit, „is degene die de Gecommitteerde Raden waarschijnlijk bij Lynker hebben zien draeyen of vormen maken, en die nu mogelijk de spil is, waerop de voorgewende fabricatie van Lyncker draeit.” Zeker zal deze vormer uit Höchst x) van groote beteekenis voor Lyncker geweest zijn, niet slechts om werk te maken, maar ook om voor te lichten bij de uitvoering van de plannen tot de uitbreiding, voor welke deze Kilber en de andere Duitsche vakmannen juist waren aangenomen. Op een plaats „even buyten den Haeg” wilde Lyncker flinke ovens zetten voor het bakken van groote stukken en als dat in den loop van 1778 zou zijn tot stand gebracht, zou hij daaraan wel vijf of zes duizend gulden „geimpendeert” hebben. Trouwens de geheele inrichting zijner fabriek berekende hij op 30.000 gulden en hij liet, om aan die gelden te komen, zijn bezit tingen in Saksen verkoopen. 2) Volgens de overlevering had Lyncker bij den bouw zijner ovens nog een andere hulp. De overlevering werd op schrift gesteld, in 1853, door den Heer J. B. Weenink, een bekend Hagenaar dier dagen, die bij personen, die de fabriek nog in haar bestaan gekend hadden inlichtingen over haar had ingewonnen; hij schreef8)„Toen Lynkert zijne ovens wilde bouwen, werd hem een man uit het naburige Nootdorp aan de hand gedaan, die, zooals men het noemt een knutselaar was en ondertusschen bleek een bekwaam en geniaal mensch te zijn. Hij metselde wanneer het te pas kwam, was smid, 24 2 DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 252