Br
205
e. Conclusie.
Nemen wij tezamen, wat de nauwkeurige onderscheiding naar
merken, decors, vormen en grondstoffen ons omtrent het fabrikaat
der Haagsche fabriek leert, dan komen wij tot deze conclusie:
Er zijn drie soorten Haagsch porcelein, namelijk:
a. Hard porcelein in den Haag gevormd en beschilderd, ken
baar aan het ooievaarsmerk onder de glazuur en de vormersmerken
L en I, misschien ook F, N en K; in het geval deze vormers
merken voorkomen, kan het ooievaarsmerk ook boven de glazuur
staan. Soms kan voor het Haagsch-zijn ook de vorm beslissen,
wanneer die absoluut overeenkomt met dien van een ander voor
werp, dat de bovengenoemde kenteekens vertoont.
b. Hard porcelein, in Duitsche fabrieken gevormd, van welke
Ansbach bewezen is maar in den Haag gedecoreerd en altijd
boven de glazuur met den ooievaar gemerkt.
d. De Grondstof.
Slechts voor de goede kenners is de moeilijk te herkennen grond
stof van het fabrikaat van beteekenis. Al wat er aan paté tendre
bij is, is van Doorniksche afkomst.
Behalve aan de iets naar hetroo-
mige neigende kleur der paté is zij
ook te onderkennen aan de smel
tenden manier, waarop de kleuren
der beschildering in de glazuur zijn
opgenomen.
De hardporceleinen zijn dan ge
deeltelijk van Duitsche fabrieken,
gedeeltelijk van de Haagsche zelf.
Het wil mij voorkomen, dat ook
de eigen paté der Haagsche fabriek
niet dat melkwitte, harde heeft
van het Duitsche fabrikaat, en ook
enkele onvolkomenheden vertoont,
die het toch wel eenige meerdere
charme verleenen. Maar ik durf
daarop, toch niet al te sterken
nadruk leggen.
i '1
1
DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK.
22. Koffiekan, onder de glazuur gemerkt.
(Coll. v. Z. v. N.)