- 208 niet eens zoo heel groote bedragen f 1200. bijv. moest leenen en daarvoor van zijn porcelein verpanden. x) De dood van den ouden Lyncker was daarom voor de nog zoo jonge zaak een ernstige ramp. Vooral omdat de zoon, Johan Frantz, dien wij reeds als zijns vaders vertegenwoordiger in 1772 ontmoet hebben, niet de man schijnt te zijn geweest om het bedrijf er bovenop te houden, laat staan te brengen. Hij kreeg trouwens niet dadelijk het beheer; de weduwe Lyncker immers adverteerde na haar mans dood, „dat de Trekking van de Loterye in Porcelainen door wijlen haar overleden man op 3 Dec. aanstaande bepaald, voortgang hebben en getrokken zal worden, zijnde nog Looten ten haaren Huize te bekomen, alsmede in de Buitensteden. Ook verzocht gemelde weduwe Lyncker verder de gunst en recommandatie van haar Porcelain Fabricq, alzoo dezelve door haar in Compagnie met de naauwkeurigste attentie zal worden gecontinueerd.” 2) Zij zal bij dat beheer dan door haar genoemden zoon en door den echtgenoot van haar dochter Maria Catharina, Karei Lodewijk Nichelman, die in 1778 vóór zijn huwelijk als boekhouder bij Lyncker voorkomt, 3) zijn bijgestaan. Maar lang schijnt deze samenwerking niet te hebben geduurd. Johan Frantz had andere dingen aan het hoofd dan zijns vaders porceleinfabriek, zooals wij zoo aanstonds zien zullen, en in 1782 verliet hij zelfs voor ge- ruimen tijd de stad „om zich aan de vervolgingen der vijanden zijner vrouw te onttrekken”. 4) In 1784 evenwel keerde hij terug en den 28 Juni nam hij van zijn moeder de fabriek met rechten en verplichtingen, over. B) Zijn moeder en zuster vertrokken toen waar schijnlijk naar Dresden, waar zij, volgens de verklaring van x) Zie bijlage II. (1777). Trouwens de advertentie in de Haagsche Courant van 30 April 1781, waarin hij berichtte, dat bij hem ook „gearriveerd waren en in 't gros te koop waren: Pruimen, gedroogde peeren in soorten, linzen, witte boonen, gepelde gerst” duidt ook niet op al te groote luxe door ’t porcelein 2) ’s Gravenhaagsche Courant van 19 Nov. 1781. 8) In het register van Admissie van Vreemdelingen komt hij als zoodanig voor bij de firma Bergeon en Lyncker. Als firma heb ik deze combinatie niet aangetroffen, Bergeon was bankier. Zie bijlage 39 5) Deze datum blijkt uit processtukken samenhangende met bijlage 116. DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 278