283 Zie bijlage 67. 2) Zie Zais t. a. p. kwam. De goede Duitsche werklieden, wien het verblijf in den Haag door Burgemeesteren telkens weder moest worden vergund, vroegen de verlenging hunner vergunningen niet meer aan. Van Johannes Nerwein weten wij, dat hij zelfs al in 1782 weder in Höchst terug was. 2) Daartegenover nam natuurlijk het aanvoeren van vreemd porcelein, dat gedecoreerd kon worden, weder toe. Het feit, dat het tevens met de betalingen niet meer vlot ging, heeft ons de gelegenheid gegeven omtrent het bedrijf in deze jaren niet meer geheel in het duister te tasten, ook al zijn de zoodoende gekregen gegevens nog maar zéér weinige. een voorloopig wilden erkennen. Nog in 1788 nemen zij maat regelen daarvoor en stellen zij procureurs aan. J) Het werd echter dringend zaak dat Lyncker zich met zijn porce- leinfabriek ernstig ging bezighouden. Het is allerwaarschijnlijkst, dat zoo omstreeks 1784 het zelf- vormen in de fabriek van Lyncker hoe langer hoe minder voor- ‘HL DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK. 34. Diepe schaal met een bijbehoorend en een ander kannetje, alle onder de glazuur gemerkt. (Coll. v. Z. v. N.) V— --

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 293