288
von Lyncker im Haag 6681 fr. 8 kr.”
Bijlagen 50, 112 en 114.
2) Zie daarover prof. W. Stieda. Die Keramische Industrie in Bayern,
wahrend des XVIII Jahrhundert. biz. 172. Op biz. 139 het goede
succes der fabriek in voorgaande jaren besprekende zegt Stieda
„Ins besondere Holland und die Türkei erhielten erhebliche Mengen.
Im Haag was er der geheime Legationsrath von Lyncker der sich
der Verkaufes annahm.” Op mijn schriftelijke vraag of uit de stukken
ook bleek van zendingen van wit porcelein aan Lyncker, antwoordde
prof. Stieda mij, dat over den aard der betrekkingen met Lyncker niets
bleek, maar dat mijne verklaring van L’s hooge debetcijfer hem alles
zins aannemelijk leek.
3) Bijlagen nrs. 59, 61, 65, 66 en 70. Het antwoord bij het protest
is meestal „Deheer Berghe van Trips heeft nog niet voor fonds gezorgd”.
4) Zie ook hiervóór blz. 276 regel 7 en vlg.
dus de soort leverantie geen vraag zijn, evenmin is dat het geval
bij de verschillende wissels afkomstig van F. J. Peterynck, den
leider der porceleinfabriek te Doornik, over de jaren 1787 en 1790. 4)
Hiervóór hebben wij reeds geruimen tijd bij de betrekkingen met
deze fabriek stilgestaan, hier blijkt nu, dat zij tot het einde van de
Haagsche onderneming hebben geduurd.
Omtrent de relatie met een andere fabriek, die wij reeds ver
meldden, die te Ansbach, ook wel naar het vlek Bruckberg vlak
daarbij genoemd en wier merk door mij op Haagsch porcelein
werd teruggevonden, kunnen wij ook uit archivalische bron nog
iets naders te weten komen. Deze „Manufaktur” is ongeveer gelijk
tijdig met de Haagsche te gronde gegaan, maar toen overgenomen
door de bekende fabriek te Berlijn. Uit de bescheiden der liquidatie 2)
blijkt nu, dat de grootste schuldenaar op de lijst der oninbare
posten was:
„Herr Geheimer Legationsrath
waarbij dan nog kwam:
„Frau Lynckerin alda 85 fr. 43 kr.”
Het is waarschijnlijk, dat Lyncker door zijn val, dien van de Ans-
bacher fabriek, zooal niet heeft veroorzaakt, dan toch heeft verhaast.
Vóórdat wij dien val bespreken, moet ik nog op ééne categorie
van wissels wijzen, welke zeker tot Lynckers ongeluk heeft bijge
dragen, maar die niet tot zijn handelsonderneming in betrekking
stond. Het zijn de wissels getrokken door F. baron Berghe van
Trips 3). Deze heer was een neef van Mevrouw Lyncker4). maar
DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK.