Bijlage 71.
2) Bijlage 76.
3) Bijlage 81.
4) Bijlage 82.
s) Bijlage 80 en 83.
Bijlage 84.
7) Bijlage 96.
reis gegaan. Waarschijnlijk om aan de al te dringende schul-
deischers te ontkomen en om zijn relaties in het buitenland
te verbeteren. Maar nauwelijks was hij weg, of twee crediteuren,
Hartog Izaak en Meyer Nathan, pandhouders van bij hen be
leend porcelein, begonnen een proces, waartegen de vrouw zich
niet anders verweren kon dan door haar boedel onder sequesters
te zetten. Den 15 April stelde het Gerecht twee procureurs als
zoodanig aan en den 3 Juni werd dit gevolgd door het faillis
sement, op verzoek der vrouw, met aanstelling der sequesters
tot curatoren. 3)
Den 10 Juli kregen deze curatoren de bevoegdheid om geld op
te nemen ten einde de bij geldschieters beleende porceleinen te
lossen. Een paar maanden later, den 26 September kondigde de
vendumeester een publieke verkoop van de porceleinen, vormen
enz. van Lyncker aan.
Maar deze oplossing was niet in het belang der schuldeischers,
vooral niet van de aandeelhouders in de negotiatie van 1779. 3)
En waarschijnlijk deze aandeelhouders, onder wie het Stad
houderlijk gezin, zijn het die wisten te bewerken, dat reeds
den 29 d. a. v. werd geadverteerd, dat de verkoop van porceleinen
niet zou plaats hebben. 4)
Zoo bleef de zaak slepen tot Lyncker zelf weder terug kwam,
nadat hij in November voor één jaar van de Staten een brief van
„Sureté de corps’” verkregen had 5).
Hij stelde zich nu in begin Januari 1789 met enkele aandeelhouders
in connectie, onder andere met den heeren Abraham van Twist en
Pieter Abraham de Rochefort. De laatste was den 24 Januari
bereid6) om Lyncker 3000 gulden voor te schieten, onder speciaal
verband van zijn huis aan de Bierkade, en bovendien van „alle
bereyds geschilderde, mitgaders de witte (en dus nog moetende
worden geschilderd) porcelainen zich in die huyzinge of magazijn
in voorraad bevindende”. Een lijfrentebrief ten behoeve van Lynckers
vrouw, werd ook nog verbonden 7).
290
DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK.