305 DE HAAGSCI-IE PORCELEINFABRIEK. Mog. De porcellainfabricatie begon in de Loosdrecht reets int begin van 1774 (gelijk immers uit het daerop gevolgde gedrukte plan om, bij portien inteschrijven tot zulk een etablissement int zelve jaar gebleken is) en dat zeker voordat Lynker (zoo ik wel geinformeert ben) in Holland verschenen, en dus ook geruimen tijd voor den aanvang van zijn Porcellainschilderen, dat bij hem zoo ik hoore, circa in ’t midden van 1775 is ondernomen: maar het was ook juist Lynker, die de eerste aenleiding gaf, om aen zulk een verzoek van octrooi te denken, wat die kon goetvinden op den 20 Januari 1777 de volgende advertentie in de Haegsche Courant te plaetsen. „de Fleer A. Lynker maekt hier mede bekent aen alle Heeren en Dames, welke hem tot hier toe met hunne protectie vereert hebben dat NB zijne nieuwaengelegde Porcellain- fabricq en Magazijn verplaetst is in de Bagynestraet in ’sHage &c.”de de suppF hierover seer verstelt staende, als niets gehoort hebbende van zulk een nieuw aengelegde Fabriek, meende het voor zich van groote aengelegentheit te zijn die Fabriek zelve te gaen beschouwen 20 Is die memorie een ampliatie van een request aen Hun Edl. Groot om te hebben een octrooyde suppl1 kan uit den inhout dier ampliatie-memorie wel opmaken, dat voorn. Lyncker, hangende de deliberatien van UEd. Groot Mog. over het verzoek van des suppls. zoon, ten einde begunstigt te mogen worden met een octrooi, om met uitsluiting van anderen in Hollant te mogen fijne Porcellainen maken &c. heeft goetgevonden van UEd. Gr. Mog. een soortgelijk octrooi, of iets dergelijks te versoeken. De suppliant meende geinformeert te zijn, dat Lyncker, kort te vooren, zodanig een voornemen niet had gehad, en verwondert zich derhalven, doch niet zoo zeer over die schielijke verandering van gedagten als wel daer over, dat voorn. Lynker in staet geweest is, om aen UEd. Gr. Mog. een proef te konnen vertoonen, van dien aert, van het Por cellain, dat hij zelf in Hollant, van den gront op, zegt te hebben laten fabriceeren; maer ook, dat Lynker voorn1, daer de zoon van den suppl1 met zijn request hem in het geheel in zijne verrichtingen van het porcellainschilderen niet heeft soeken in het minste te verhinderen, als zijnde zijn werk van een geheelen andren aert, als de porcellainfabricatie van de Loosdrecht, van zich echter heeft konnen verkrijgen, om zijne ampliatie te ontleenen uit gronden, die zoo hatelijk zijn, en enkel schijnen ingericht te zijn, om UEd. Gr. Mog. onvoordeelige gedachten van de Loosdrechtsche fabricatie in te boezemen, en dezelve ware het moogelijk UEdl. Gr. Mogs gunst en protectie te doen derven. De ondergeteekende vind zich derhalven in het onaangenaame geval, om zich hierover bij UEd. Mog. te moeten addresseeren, ten einde zijn beklag over den onheuschen handel van Lynker te doen, en neemt daerom de vrijheid UEdl Mog. het een en ander ter elucidatie onder het oog te brengen, en zodanige verzoeken te doen, als tot instand houding der Porcellainfabricatie van zijn soon noodzakelijk zijn.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 315