3o6 DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK. er in den voorlede Jaere vter, als een boetzeerder, twee draeyers ontboden, aen welken op hun verzoek Derhalven werden een vormer en en vertrok daerom in persoon na den Haeg, en, in het magazijn van Lynckei komende, ontdekt de supp* niet alleen, dat het alles buitenlandsch porcellain was, ten teken dat het in den Haag geschildert was, gemerkt met een Ojevaer in schilderblaeuw, maer ook vond de suppP een onver- glaest bort in het magazijn op tafel, ’t welk voor Saxisch of haegs Saxisch gedebiteert wert, en echter op verre na geen Saxisch maer van slegter alloy, (schoon doorzigtiger) of een zoogenaemt Porcellain a fritte was, en voorzeker te Doornick gefabriceert, en de supp1 ver wonderde zich dat Lyncker (de jonge namentlijk zoo mij voorstaet) in tegenwoordigheit zelf van anderen gevraegt zijnde, of dat alles in den Haeg van den grond op gemaekt was, zulks niet alleen met Ja beant woordde, maer zelfs een getal draeyers noemde, die hij daertoe in den Haeg in het werk hadde, wat alles volstrekte onwaerheden waren. De suppF admirerende het schoone Koningsblaeuw (hetwelk niet door Lyncker in den Haeg op het porcellain gelegt wort, maar in de Doornicksche Fabriek in 't verglaes vuur er al op gebrant wort en op Fransch Porcellain of ander, daer het verglaest zagter is, als op het Duitsche, zeer wel kan gehouden worden, omdat het maer weinige kragt van vuur tot smelting nodig heeft, waer op dan Lynker zonder het blaeuw of het gout te benadeelen laet vergulden) kogt een paer borden, schoon van blaeuw en van schildering, om ze ’t huis komende te vergelijken bij Doorniks porcellain bij den koopman Rillet in de Kalverstraat te Amsterdam gekogt, en ook om ze aen een draeyer van de Loosdrechtsche Fabriek, die wel eer te Doornick gewerkt had, te laten zien, die, eer de Supp1 noch sprak, dezelve voor Porcellain te Doornick gefabriceert met alleen erkende, maer voor borden, waervan hij zelf de vorm gemaekt had, en denkelijk zelve van hem gedraeit waren. De suppl* kon na die ontdekking bij Lynker nu wel gerust na huis keeren, als wel overtuigt, dat er geen schaduwe van een ware porcellain fabriek aldaer was, maar een enkele schilder- insmeltwinkel, en ver- koopmagazijn van porcellain, dat buitenlantsch gemaekt en gebakken was, maer begreep echter, dat die man met zijne abusive voor- gevingen verkeerde inzichten hebben moest, te meer daer hem bekent was, dat er eene ware fijne porcellainfabriek in de Loosdrecht aen den gang was. Ik zal hier niet bijvoegen verscheidene staeltjes van Lynkers verre- gaende stoutheit in het voorwenden van alles zelf te fabriceeren, die ik uit de mont van 3 schilders, die thans bij ons in de Fabriek werken, en zonder de minste aanleiding daer toe van de zijde des Suppl.s gelijk zij zelve gaerne zouden getuigen willen, nemaer uit eigen beweging, hem verlaten hebben en zich bij de SuppF om te werken aengeboden hebben, gehoort hebbe, ’t zou te sterk zijn UEdM. billijk verveelen, en niets meer bewijzen, als ’t geen tevoren al genoemt is.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 316