3o8
DE HAAGSCHE PORCELEINFABRIEK.
(get.) Joh. de Mol.
16.
1778 Maart 13.
Waarschijnlijk te lezen Ansbachsche: een fabriek te Anhalt is niet bekend.
noodzaakt, om
voornemen, als nu
smeed te hebben.
van de gansche
van Gecommiteerde Raden op de
van de Mol en Lyncker.
ter voldoeningevan
Lyncker als een proef van zijn porcellain, als het hier in de Hage van
den gront op gemaekt is, (daer elk die weet wat porcellain maken is
met gront aen mag twijfelen en mooglijk in de Anhaltsche J) Fabriek ge
maekt zal zijn, te kenne aen een bloempje en een paer blaetjes aen
het boveneinde van de handvat of het oor), want waer is bij Lynker
de molen waerop de stoffen tot de mas en de glazuur op is gemalen,
’t geen zeker op geen gewone molensteenen kan geschieden? Waer zijn
de kapsels bij hem, die het sterke vuur tot Duitsch porcellain benoodigt,
hebbe kenne doorstaen Waer de scharmot, die daer van gekomen is?
Waer is de glad-oven, zoo verre van een reverbeer-oven, en van zijne
in-smelt-moffels onderscheiden? Kan hij porcellain hier maken en heeft
hij die gemaekt om UEde Mog. tot een proef te geven, waer zijn de
meerdere stukken en biscuit van die melkkanne en waer de mislukte
scherven of minder schoone melkkannen uit het gladt vuur? dat moet
er alles voorhanden zijn en, als UEd. Mog. het vereischt, oogenblikkelijk
vertoont konne worden, en zoo dat niet kan gedaen worden, en Lyncker
was in staet, om ééne melkkan gelijk te maken, en het vuur zoo in zijne
hand te hebben, om dezelve zoo wel te doen reusseeren, zoo is een van
drieen zeker, of het is toverij, of het is er nooit gemaeckt, of Lynker
heeft een konst gevonden, die noch Berlin, noch Saxen, noch Weenen,
de drie bevalligheden onder de Porcellainfabriquen, bezitten en die
Lynker dus in capaciteit boven alle drie Fabriquen, ja
werelt verheft.
Dus Edle Mog. Heeren, het
het octrooi zoo
blijkt, tegen de Loosdrechtse Fabricatie scheen
was Lyncker, die den Suppl1. heeft ge-
vroeg te verzoeken omdat hij een
ge
en mede ingevolge en ter voldoeninge aan UEd. Gr. M. app1. com
missoriaal van den 21 Jan. 11., geëxamineerd hebbende de requeste
van Anthony Lyncker, burger en inwoonder alhier in den Hage, ins
gelijks om de daarbij in het breede gedetailleerde reedenen versoekende,
dat UEd. Gr. M. behaage moge om aan hem supp1. zijne erven en na
komelingen of recht verkrijgende mede te verleenen octroy omme zijne
porcelijnen onder een daartoe bij UEd. Gr. M. te fixeeren merk of ken-
Advies
rekesten
De Gecomm. Raaden ingevolge en ter voldoeninge van UEd.Gr. M.
app1. commissoriaal van den 11 Oct. 11. geëxamineerd hebbende de
recweste van Huybert de Mol, zoon van Johannes de Mol, predikant
in de Oude Loosdrecht, enz. enz.