IS
DE IIAAGSCHE PORCELEINFABR1EK.
310
dat UEd. Gr. M. wijders teffens zouden behooren te declareeren, dat
gelijk octroy ten behoeve van den tweeden suppl1, zal worden opge
maakt gedepecheerd, zoodat hij tweede suppl1, binnen deeze provintie
effectivelijk zal hebben opgerigt aan de gang gebragt en daarvan ten
ten genoege van UEd. Gr. M. zal hebben laten blijken, des dat hij dan
zoowel als de ie suppl1. zig alleen zal moeten geneeren met het maken
van porcelainen en het voltooyen en debiteeren van dezelven en geheel
afzien van het beschilderen van witte porceleinen welke hem uit Duits
land of van elders daartoe tans worden toegezonden waartegen mede
alsdan de nodige praecautiën door UEd. Gr. Nog. behooren beraamd
niet in concurrentie te treden, naderhand van begrip is veranderd en
heeft te kennen gegeven werkelijk aanstalten te maaken om een volledige
porceleinfabricq als die van den eersten suppP. alhier op te regten en
in train te brengen, waartoe hij zegde reeds de nodige werklieden uit
Saxen te hebben ontbooden en welker bij derzelver aankomst alhier
eerlang aan de gang zoude kunnen raaken, wanneer hij gelijk octroy
als de eerste suppP. verkrijgende, waartoe hij dan ook tegelijkertijd
aan UEd. Gr. M. zijn voorss. verzoek heeft gedaan zich zoude ver
binden om geen andere als alhier gefabriceerde porceleinen in het
vervolg te beschilderen en debiteeren.
De Gecomm. Raaden hebben vervolgens begreepen met het uiten
van derzelver advis nopens de voorss. beyde verzoeken te moeten
supersedeeren totdat de uitkomst zoude hebben doen zien of de tweede
suppl1. zoowel als de ie suppb. een volleedige porceleinfabricq zoude
etablisseeren en onderrigt zijnde dat reeds eenige werklieden alhier uit
Saxen aangekomen waren en met het draayen en vormen van porce
leinen uit een masse hier te lande bereid beezig zouden wezen, hebben
dezelve geleegenheid gehad om door het rapport van de meeste lieden
van dezelver collegie welker zig ten huyze van den tweeden supplh
hebben vervoegd in het zeekere onderrigt te worden, dat in hetzelve
huys, buyten en behalven diegeenen die tot het beschilderen en her
bakken van porceleinen benodigd zijn geen andere werkluyden tot hiertoe
aan het werk zijn geweest als een persoon welke zig met het draayen
en vormen van eenige stukken porcelein scheen beezig te houden, en
twee a drie persoonen die de aarde of masse tot zijn werk nodig,
suiverden en bereiden, dog welken in geenen deele tot het gaande
houden van een fabricq sufficient waaren en aan wie den molen, ge
bouwen, ovens en verscheide andere noodwendigheden volstrekt ont-
braaken, zoodat dit nieuwe etablissement van den 2en suppl1. tot nog
toe geenszins kan worden gesegt te zijn een porceleinfabricq waar in
porceleinen uit den grond en van eerst af aan kunnen worden gemaakt
en voltooid en vervolgens voor het tegenwoordige met de fabricq van den
eerste supplh in geenen deele kan worden paralel gesteld of vergeleeken.
En wanneer de Gecomm. Raaden dit alles met de vereischte attentie
hebben overwoogen, enz. enz.