33i DE HAAGSCHE PORCELEINEABRIEK. 34. waardoor hij met geincommodeert. 35. als meenende de Gedaagde dat hij van een daartoe gequalificeerd officier bekomen hebbende een speciaal consent tot uytlotinghij mitsdien ook eo ipso is gelicentieerd van alle boeten, en poenali- teyten als tegen het opregten off houden van uytlotingen zonder speciaal consent van daartoe gequalificeerde Edelen off Steden ondernomen, 't zij bij Placaten van Hun Ed. Gr. Mog. off bij Publicatien en Keuren van Steeden zouden mogen zijn gestatueerd. Art. 23. dat de gedaagde van voorsz. aan hem in voegen voorzspeciaal geaccordeert consent tot uitlootinge tragtende te profiteeren, om dus te eerder zijne respective crediteuren uit de door hem te debiteeren loten, ’t zij geheel off gedeeltelijk te kunnen voldoen, en alsoo te eviteeren gedurige dagvaardingen en condamnatien, mitsgaders ook om te kunnen subsisteeren, 24. vervolgens direct plans had doen drukken en dezelven met en benevens de loten zoo binnen als buiten ’s lands had versonden. 25. gelijk de gedaagde ook genecessiteerd is te moeten advoueeren dat hij in publicque papieren onder anderen heeft doen adverteeren dat de loten van des gedaagdes te verlotene porcelainen (zonder er bij te voegen dat die uytloting zoude geschieden te Voorburg) aan zijn fabricq te bekomen waren. 26. dat de gedaagde eens deels cordaat genoeg is om te advoueeren, dat wanneer hij zig had kunnen imagineeren dat aan Hun Ed. Agtb. Heeren Schout en Burgemeesteren van ’sHage zijn gedaagdes zoo danig ingerigte advertentie maar eenigsints zoude hebben geobsteerd. 27. hij er zulks zoude hebben bijgevoegd, in consideratie hij a pos teriori apprehendeert. 28. dat den Hooged. Heer Eysscher bij de middelen van desselfs conclusie van eisch van art. 12 tot 21, daar uyt insereert, „dat zulks notoirlijck des geensinds, in vilipendi van de auctoriteyt van des Gedaagdes wettige Magistraat zoude zijn verrigt'' 29. dog anderdeels eerbiedig vermeent dat daar aan hem Gedaagde door den voorgem. Heere Bailliuw van Rijnland een speciaal consent tot het uitloten van zijn Gedaagdes porcelainen te Voorburg, ten overstaan van den Gerechte aldaar is geaccordeert geworden. 30. en dus van een officier wiens magt en bevoegtheid tot het accor- deeren van een zoodanige permissie voortvloeyende is uit den boesem van Hun Ed. Gr. Mog. 31. en wanneer door den Gedaagde nadat aan hem door voorsz. Hoog Ed. Heer Bailluw van Rhijnland het in voege voorsz. speciaal consent was geaccordeert een loterij om te Voorburg voorn, ten overstaan van den Gerechte aldaar te mogen houden is gearresteerd en hij de loten en plans daarvan heeft versonden. 33. hij Gedaagde door die zijne voorsz. verrigtingen nietwes meend te hebben gecommitteerd. een Bailliuws actie zoude meriteeren te werden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 341