voor de uitgelegde penningen weer geen waar geleverd was. Doch
weldra zou bij allen de teleurstelling voor aanvankelijke bevrediging
plaats maken.
Met taaie volharding was Diller aan den arbeid getogen, om de
schade te herstellen, zoodat tegen het einde van Mei de opstijging
van den ballon kon worden tegemoet gezien. Bovendien werd aan
houders van kaarten, geldig voor de voorafgaande vertooningen,
bekend gemaakt, dat tot den 28sten dier maand deze plaatsbewijzen
ten huize van Diller in de Wagenstraat tegen nieuwe entréebilletten
konden worden ingewisseld.
Daags daarop zou de groote gebeurtenis plaats hebben, „tenzij
het weder tot het slagen volstrekt ongunstig was”. Diller had reeds
zooveel teleurstellingen ondervonden, dat hij deze restrictie wel
noodig achtte. En werkelijk schijnt ook nu weer iets de opstijging
te hebben verhinderd. Of de proef is genomen, we weten het niet.
De ’s-Gravenhaagsche Courant zwijgt over het geval. Het meest
waarschijnlijk evenwel is het, dat Diller, van wiens luchtvaart-
proeven wij vooreerst niets meer vernemen, de moed in de schoenen
is gezonken. De Magistraat toch had bepaald, dat, om brandgevaar
te voorkomen, in geen geval weder van vuur bij ’t vullen mocht
worden gebruik gemaakt. En verklaarbaar is die maatregel alles
zins. Een dergelijke ballon toch nam op zijn tocht een vuurhaard
of comfoor mee naar boven, wat voor de belendende woningen,
waarvan sommige nog met riet gedekt waren, een dreigend gevaar
was. Dit verbod zou Diller noodzaken, zijn ballon met waterstofgas
te vullen en mogelijk heeft het gevaar, daaraan verbonden, hem
doen besluiten, zich op een anderen tak van wetenschap toe te
leggen, die mogelijk minder winstgevend, maar zeker minder ge
vaarlijk zou wezen.
We zien Diller van nu af een geheel ander terrein betreden. Des
Maandags den 28sten Juni 1784 en de volgende dagen, zoo maakte
hij in de Js-Gravenhaagsche Courant het geëerde publiek bekend,
zou hij, de „Physicus en Mechanicus”, zich te zijnen huize bezig
houden met het nemen van proeven, die, zoo ik mij niet bedrieg,
niets anders geweest zijn dan een ontbinding van het zonlicht in
zijn samenstellende kleuren, een gewone spectraal-analyse dus. Het
heette, dat hij daarbij gebruik zou maken van een door hem uit
gevonden werktuig, waarbij hij „tot nu toe onbekende uitwerkselen
EBDS
344 ACHTTIENDE-EEUWSCHE LUCHTVAARTPROEVEN IN DEN HAAG.
I