zwaaiden en door middel van briefjes hun laatste groeten aan de stad
zonden. Weldra was de ballon uit het gezicht verdwenen. De inzitten
den hadden Rijswijk en Voorburg, Nootdorp, Pijnakker en Bleiswijk
achtereenvolgens beneden zich kunnen bespeuren en terwijl de ballon
steeds lager dreef en de stijgkracht meer en meer bleek uitgeput,
had Blanchard alle reden, om zoo spoedig mogelijk te landen.
Tusschen Zevenhuizen, Gouda en den Hollandschen IJssel strekte
zich destijds een aaneenschakeling van poelen en plassen uit, waar-
tusschen hier en daar een smalle landtong, een eilandje of een
landweg door de vervening was gespaard, destijds als „de Moeren”
aangeduid, welk gebied in de jaren 1836 39 in den Zuidplaspolder
werd herschapen. Na een frisschen tocht van bijna anderhalf uur
waren onze luchtreizigers boven het ambacht van Zevenhuizen
gekomen en zweefden nu boven dit voor hen zoo gevaarlijk ter
rein. Doch een gelukkige zijwaartsche zwenking bracht hen iets
meer westwaarts en deze gelegenheid werd aangegrepen om te
landen, zoodat de ballon op nog geen honderd pas van den poel
nederkwam bij „de Vijfhuizen en het Sootjesverlaat” J).
Was men alzoo aan de elementen ontkomen, een ander gevaar
dreigde van de zijde der omwonende boeren, die met knuppels en hooi
vorken gewapend kwamen toesnellen, het schuitje vernielden, het taf
scheurden en van het goudgaas van ’t net stalen, zooveel ze konden.
Ten slotte, het was nu ruim negen uur geworden, kwam de
eigenaar van ’t land den heeren beduiden, dat hij een som van
10 dukaten eischte, als een tegemoetkoming in de schade, door de
landing op zijn terrein aangericht. Bij deze gedachtewisseling, die
op min welwillenden toon gevoerd werd, diende een zekere Cubertson,
die ook bij deze gebeurtenis aanwezig was, als tolk en het
slot van de historie was, dat Blanchard, die beweerde, geen sou
bij zich te hebben, den aanmatigenden boer een accept, natuurlijk
in het Fransch gesteld, ter hand stelde, waarmee de houder zich
ten allen tijde in den Haag kon vervoegen. Had de boer van den
inhoud kennis kunnen nemen of had Cubertson welwillend de
vertaling op zich genomen, waarschijnlijk had hij zich op dat
x) Het is me niet bekend, of deze namen ter plaatse nog worden
gebezigd. Op een der kaarten in den „Tegenw. Staat” is het Sootjes
verlaat een der sluizen, waarmee de Rotte door een tocht met deze
plassen in gemeenschap stond.
ACHTTIENDE-EEUWSCHE LUCHTVAARTPROEVEN IN DEN HAAG. 349