de Haagsche porceleinfabriek, belangstelling het oordeel over zijn onbescheidenheid wat T TET was voor ondergeteekende zeker een even groote teleur- stelling als voor de leden onzer Vereenigingdat de reeks der sedert vijfentwintig jaren geregeld uitkomende jaarboeken in 1914 moest worden onderbroken. Maar de ernstige financieele moeilijkheden, waarin „die Haghe” in het eerste half jaar na het uitbreken van den voereldoorlog dreigde te geraken, dwongen het Bestuur tot deze maatregel. Zij is, gelukkig, af doende geweest, en heeft het mogelijk gemaakt, dat in 1915 weder, zij het dan ook met voorzichtigheid, op den ouden voet kon worden doorgegaan. Het hierbij aangeboden Jaarboek, dat om de serie niet te ver breken een dubbel jaarcijfer draagt, moge daarvan een bewijs .geven. Het brengt wederom, als zoovele zijner voorgangers, nieuwe bijdragen tot de kennis der rijke historie onzer stad. Prof. Verdam stond zijn lezing over Huygens ervoor af, die op de lezers zeker geen minder indruk zal maken dan zij op de hoorders deed; twee getrouwe medewerkers, de Heer J. C. Vermaas, onze Scheveningsche specialiteiten de Heer E. van Biema, de goede kenner onzer mémoiren-litteratuurzonden opstellen, die elk op hun speciaal gebied tal van onbekende feiten aan het licht brengen. In den Heer J. Smit werd een nieuw en gewaardeerd medewerker gevonden. De redacteur ten slotte biedt zijn verontschuldiging aan voor de groote ruimte door hemzelf in beslag genomen; hij vleit zich echter met de hoop, dat de beide onderwerpen door hem be handeld: de vermogensverhoudingen in den Haag omstreeks 1674 en de geschiedenis van genoeg verdienen om milder te doen zijn. Aan het einde van dit deel, na Kroniek en Register, vindt men in een aanhangsel de offtciëele mededeelingen der Vereeniging bijeen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 7