Gereproduceerd in mijn artikel over Duivenvoorde en zijn Bewoners
in Nederlandsche kasteelen III blz. 55.
een vergelijking mogelijk zou wezen, al moeten wij ons daarvan
niet al te veel voorstellen, immers een dergelijke vergelijking heeft
heel wat bezwaren, en geeft m.i. alleen in zéér treffende gevallen
eenig bewijs. En die treffende gevallen doen zich hier niet voor.
Het tweede portret van Joost Dedel, dat wij hebben staat op het
groote regenten- en schuttersstuk uit 1618 van Ravesteijn in het
Gemeente-Museum, maar daar wij niet weten welke precies der
Sint Jorisbroeders Dedel is, slechts kunnen vermoeden, dat hij als
rentmeester op het tweede plan staat kunnen wij dus met het onge
veer 7 jaar jongere portret naar een gelijkenis zoeken, en die is er
eenigszins met de vijfde de persoon van rechts bovenaan.
Dergelijk vaag resultaat valt ook te bereiken zoo wij met het
op het kasteel Duivenvoorde hangende portret van Johan van
Duivenvoorde uit 16081), naar een gelijkenis zoeken onder de
hoofdliedengroep op de Sint Jorisschilderijde derde persoon van
links doet wel eenigszins aan Van Duivenvoorde denken.
Tenslotte zouden wij een portret van Doubleth zelf, in het Frans
Halsmuseum te Haarlem hebben. Maar de opgave in Moes’ Icono-
graphia Batava is niet geheel juist. De Philips Doubleth wiens
conterleitsel door Ravesteyn daar hangt, is van een jongere gene
ratie, de zoon en opvolger van den ouden hoofdman. Het stuk
zou ons dus niet verder brengen, als er niet inderdaad juist in de
breede onderkaak van den zoon een sterke gelijkenis lag met die
van den vader, den ouden heer, die rechts de hoofdfiguur van het
schilderij is.
Geen dezer drie vergelijkingsobjecten spreekt sterk. Maar de
combinatie verhoogt toch zonder twijfel de reeds zóó groote waar
schijnlijkheid, dat wij in het schutterstuk in quaestie, eene afbeelding
mogen zien van enkele hoofdlieden en anderen in 1612. Wij vinden
er in dat geval de volgende personen op. Ik noem niet den Deken,
Jhr. Anthonis van Duivenvoorde. Immers de keten, het waardig-
heidsteeken dat de deken dragen zou ligt op tafel. Wellicht was
hij afwezig, of weigerachtig mede te doen zooals ook één andere
hoofdman en twee der raden. Dit zou ook verklaren, waarom
Doubleth de hoofdpersoon was.
DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE 's GRAVENHAGE.
91