van formaat, want ze vermeldt de volgende inscriptie: „Anno 1565 fondeerden ter eere der Heylige Drievuldigheyt mr. Cornells Barthouts Janszoon griffier van den leenhove van Hollandt, negen huyskens, ende Pieter Cornelisz van den Hove, sijnen mede erf genaam anno 1595 noch drye huyskens, staende op verscheyde plaetsen in St. Jacobs-straat alhier. Dezelve na verloop van hondert jaercn vervallen zijnde, hebben de descendenten en administrateurs van de voorz fondateurs en fundatiën in plaets van dien dese 12 wooningen onder een dack alhier opgerecht bij authorisatie daar toe verleent bij de Ed. Achtb. Heeren Burgemeesteren en Regeerders van ’s Gravenhage ter goeder gedachtenis van de overledene en Godtvruchtige aenmaninge van de levende tot gelijke mildadigheyt. Anno 1665.” Nu laat ik daar dat de beide stichtingsdata hier resp. 2 en 3 jaar later zijn gesteld dan in den donatiebrief en den brief aan burge meesteren. ’t Is mogelijk dat toen eerst tot de bewoning van de huisjes kon worden overgegaan en dat de descendenten en admi nistrateurs van die laatste data af rekenden., ’t Is natuurlijk ver keerd en onjuist, maar toch begrijpelijk. Daarentegen is geheel onbegrijpelijk hoe ze, in flagranten strijd met de waarheid, het nageslacht durven voorhouden en wie er lust in heeft kan het eiken dag op het Hoogezand lezen dat Cornells Barthouts negen en Pieter Cornelisz drie huisjes heeft gesticht, terwijl in genoemde officieele acten slechts van resp. zes en twee sprake is. Dat er in 1620 elf waren wisten we, maar nu is in die 45 jaar het dozijn volgemaakt. Was de verkoop van de elf „gedemolieerde” huisjes aan de St. Jacobstraat zoo voordeelig dat van de opbrengst nog een twaalfde er bij gebouwd kon worden, daar zal wel niets tegen geweest zijn, maar dat neemt toch niet weg dat noch Cornells Barthouts noch Pieter Cornelisz part of deel heeft aan de drie huisjes welke er meer zijn dan negen. En het getuigt ongetwijfeld van een groote dosis vrijmoedigheid om’t toch maar en voor elk der twee netjes evenredig verdeeld op een gedenksteen te laten beitelen. Wat hiervan zij, de oorspronkelijke negen huisjes zijn in 1665 geworden tot de twaalf welke we nog op het oogenblik kunnen zien. De huisjes hebben verder een onopgemerkt bestaan gehad. In de resolutiën, zooveel als het dagboek van Schout en Burgemees- OVER HAAGSCHE HOFJES. I42

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 152