U5
M.i. zijn in de notulen der Ev. Luth. Gemeente waarschijnlijk
de zaken verward. Opvallend ten minste dat de gemeente voor het
zelfde bedrag van 3000 waarvoor zij in 1734 het linksche deel
van ’t Hofje had verkocht, dit in 1736 van de hand deed aan den
bemiddelaar bij de koop.
Maar als zij in Sept, of wellicht begin Oct. dat deel van het hofje
verkocht, wat zou ze er nu aan gehad hebben het andere deel
27 April te voren te krijgen? Ze had er dan n.b. niets aan, want
de toegang tot het huisje waar juffrouw de la Vigne woonde was
door de koetspoort. Als die nu van ’n ander was, was ’t genot
van het bezit van dit huisje vrij problematiek.
In 1737 werd daarbij, zooals de heer Mulder mededeelt, bepaald
dat het z.g. Van Wouwhofje tot het weeshuis zou blijven behooren.
Van een schenking door Bose hebben de notulen niets vermeld,
anders zou de schrijver het wel hebben medegedeeld. Ik kan slecht
gelooven dat een zoo belangrijke schenking van 3000 niet met
’n woord van dank zou vermeld zijn in de notulen. Een en ander
geeft mij aanleiding om de meening uit te spreken te bewijzen
zal ’t nooit zijn, daar van ’t Hofje van Ridder van Wouw geen
archief bestaat en de notulen van de Ev. Luth. Gemeente een
lacune aanwijzen dat het Hofje in 1736 niet verkocht is en de
mededeeling dienaangaande op een vergissing berust.
OVER HAAGSCHE HOFJES.
IO