5 Jonkvr. in die dagen dat die éénzelvigheid wel mag worden ondersteld. Doen wij zulks, dan blijkt ook verder alles daarvóór te pleiten. Bij bovengenoemde acte van n Maart 1396 verkocht Hertog Aelbrecht eene strook van het erf van Pelgrim Wyersz., die daarop had getimmerd, welk erf was gelegen tusschen de Plaats en de beek, die van het Noordeinde onder de Gevangenpoort in den Vijver liep. I loe de Hertog een gedeelte van dit erf kon verkoopen, kan worden opgehelderd. Pelgrim Wyersz. was n.l. kamerling van den Graaf van Oostervant en behoorde tot degenen, die wegens den dood van Jonkvrouw Aleid van Poelgeest zijn verbannen 1). Zijn huis is op van andere ballingen 22 Juli 1396 weder met „Pil- 1 October 1397 als schadeloosstelling erve als gelegen is in den Plage west ’s Hertogen last in 1394 evenals de huizen afgebroken 2). Nadat de Hertog zich „grim Wyersz., ons liefs zoens camerlinc van Oistervant”, had verzoend3), heeft hij hem „voir sulke hofstede ende „waerts aen onser uterste poirte ende wy hem genomen hebben „ende voirt gegeven Giisken Barbier, onsen camerlinc,” welk goed 325 ffi Holl. waard was, ander land gegeven 4). Ook de hier bedoelde schenkingsacte aan ’s Hertogen eigen kamerling heb ik gevonden. Deze acte is van den i4den Juli 1397 en houdt in, dat Hertog Aelbrecht aan „Giisgen Barbier”, zijnen kamerling, om dienst wille n. 1. 28 Mei 1393 (Holl. leenk. N°. 303, fol. 69). 2) Drie man waren anderhalven dag bezig het dak van Pelgrim’s huis te verwijderen, het puin werd gestort, „in den wech die men gaet ter Canesyen” en de steenen van „Pellegrym’s stille” kregen eene eer vollere bestemming en werden na te zijn afgebikt („gheveecht”) ,,ghe- „paveyt in die zale, ghepaveyt in den ganc dair men tot miins heren earner gaet”, ook werd daarvan „een aengheslach ghemaect an der doren van miins heren kamer” (rek. rentm. van N. H. 1394, I n°. 35). Huis en goed van Pieter Wayer, den gewezen buurman van Aleid van Poelgeest, dreigde een zelfde lot, maar zijne vrouw Liisbet betaalde den Hertog eene som gelds, waarvoor deze haar 24 Februari 1394 beloofde, „dat wij die husinge, die Pieter voirs., si ende hoir „kinder in den Hage hebben, niet en sullen laten nederwerpen, noch „bernen, noch nederhouwen, noch ghenen scade dairan of aen hoir „ymboedel voirs. doen of laten doen” (Holl. leenkamer N°. 52, fol. 115). 3) Mits niet in den Haag komende dan met ’s Hertogen wil (Holl. leenk. N°. 303, fol. 169'’°). 4) Holl. leenk. No. 52, fol. 262. 6) Holl. leenk. N°. 52, fol. 247VSO. HET HUIS VAN JONKVROUW ALEID VAN POELGEEST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 15