!52 Holl. van 4 Dec. 1609. zoodat den nen Maart 1608 de Staten verstonden, dat „onvermindert de gerechtigheyt ende privilegiën van die van den Hage ende sonder eenige prejuditie van dien... met de oprichting van de brouwerije of brouwerijen in den Hage ende alle andere opene plaatsen in den voorsz. lande (zou) worden opgehouden”. Den Hoogen en den Provincialen Raad zou worden aangezegd zich met deze zaak „als gedaen werdende tot conservatie van des gemene lands mid delen ende voorkominge van alle frauden ende verminderinge in den ophef van deselve, tot welvaert ende dienst van den Lande” niet te bemoeien. Den Haag bleef weerspannig. Burgemeesteren, Regeerders en Vroedschap dienden een memorie in bij de Staten, door Gecom mitteerde Raden werd met Burgemeesteren gebesogneerd en intusschen bouwde men de brouwerij kalmweg af. Gevolgweige ring van Delft om in de verpachting der middelen voor 1609 toe te stemmen, en een resolutie der Staten van Flolland van 20 Februari van dat jaar, waarbij het gebruik der brouwerij werd verboden totdat anders staatsgewijze zou zijn geordonneerd; van welk besluit acte werd gegeven aan Delft, dat verklaarde van zijn verzet af te zien, op voorwaarde dat de resolutie metterdaad in ’t werk werd gesteld. De magistraat van Den Haag wilde zich echter niet bij het besluit neerleggen en wendde zich, met de klacht, dat de resolutie van n Maart 1608 onwettig was, om provisie van justitie tot den Hoogen Raad, welke in de Statenvergadering van 27 Mei 1609 door twee van zijn leden deed vragen, of de ingevolge de resolutie van ri Maart aan den Raad gedane aanschrijving aan dezen was gericht na algemeene beraadslaging, en niet op verzoek of aanhouden van eenige leden der vergadering of andere particu lieren. De raadsheeren kregen ten antwoord, dat men bij ’t nemen van de resolutie en het doen der aanschrijving uit kracht daarvan staatsgewijs was te werk gegaan, en verder dat in deze zaak, die des gemeenen lands middelen betrof, door den Hoogen Raad geen provisie van justitie, hoe ook, mocht worden verleend. Den 23611 November besloot eindelijk de overheid van Den Haag zich aan het besluit der Staten te onderwerpen maar tegelijk om intusschen „bij alle wegen ende gevoeghlijcke middelen” te Zie Resol. der St. v. OM HET BESTAANSRECHT DER HAAGSCHE BROUWNERING.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 162