157
I
7
9 Zie boven, blz. 150-151.
resolutie.
Regeerders in hun bericht o.
genaamde privilege van 1531 de order op de buitennering
waarbij Den Haag als gelijkgerechtigd met de besloten steden van
Holland zou zijn erkend, was in ’t geheel geen privilege, maar een
edict, statuut of ordonnantie naar de bewoordingen van het stuk,
terwijl die van Den Haag zelf het op een andere plaats in hun
bericht als een plakkaat aanduidden! Het stuk was ook niet op
verzoek van Den Haag, doch op aandrang van twintig bemuurde
steden in Holland uitgevaardigd; en voor wie het plakkaat met
aandacht las moest het duidelijk zijn, dat daarin het oprichten van
brouwerijen aan Den Haag niet veroorloofd, maar verboden werd
Vrome verontwaardiging legden de Delftsche afgevaardigden
aan den dag over het gebrek aan „schuldigen eerbied” van de
Haagsche overheid jegens Hun Edel Groot Mogenden en derzelver
Zeer irreverent” hadden Schout, Burgemeesteren en
a. de volgende venijnigheden laten
invloeien: dat zij waarlijk niet wisten, hoe zij de resolutie van
1608 zouden qualificeeren, dat de onbillijkheid ervan voor ’t grijpen
lag, dat zij de strekking had om Den Haag de haar door God, de
natuur en den landsvorst geschonken voorrechten te ontnemen,
dat er een nulle clausule in voorkwam, en wat Delft wel het
allerhoogst zal hebben gezeten dat uit de bewoordingen ten
duidelijkste bleek, dat Hun Edel Groot Mogenden waren misleid
door die van Delft, wier onbeschaamdheid had bewerkt, dat men
de resolutie had pogen ten uitvoer te leggen. Delft werd verweten,
dat het „door ongevoeglijke en harde manierenzelfs met het
uitoefenen van haar gezag over des gemeene lands middelen”
Hun Edel Groot Mogenden tot het nemen der resolutie had
geprest een beschuldiging, waarvan Delft op hoogen toon ver
klaarde, dat zij door geen enkel bewijs werd gestaafd, doch die
inderdaad, naar men uit het voorafgaande heeft kunnen zien, alles
behalve ongegrond was. Delft releveerde, om de wettigheid der
resolutie aan te toonen, hoe Hun Edel Groot Mogenden, nadat ze
kennis hadden genomen zoowel van het rapport van Gecommit
teerde Raden, die met Burgemeesteren van Den Haag hadden ge-
besogneerd, als van de door de Haagsche overheid tegen de resolutie
van 1608 ingediende memorie, met algemeene stemmen de resolutie
OM HET BESTAANSRECHT DER HAAGSCHE BROUWNERING.