I
door D. S. VAN ZUIDEN.
TWEE NOTARIËELE ACTEN, DIE GEDIEND
HEBBEN IN HET PROCES TEGEN CORNELIS DE
WITT, TE ZIJNER VERDEDIGING,
van Hollant geadmi-
van de getuygen
P huyden den syen Juli anno 1762 compareerde voor mij Gijsbert
de Jager, openbaar notaris bij den Hove
teert binnen Dordrecht residerende ter presentie
ondergenomineert:
Anna Reijms out 72 jaren weduwe van Eduart Reijms, in sijn leven
lieutenant van een compagnie soldaten ten dienste van den Staat deser
landen jegenwoordich wonende alhier op het Vrouwenhof! en de Geertruij
Hermansdr. out 62 jaren, huysvrouwe van Dirck Passchiersz, vader van
het Leprooshuys binner deser stede, de welcke verclaerden ende attes
teerden bij ware woorden in plaatse van eede waarachtich ende hen
lieden noch wel indachtig te sijn, ten versoecke ende instantie van den
Ed. Heer Cornells de With, Ruwaert van Putten, Out Borgemeester
deser stede of wel desselfs huysvrouwe, hoe dat naar haar beste ont-
hout op Vrijdach den achtsten deser maant Juli des voormiddags ontrent
N Arends „Geschiedenis des Vaderlands” 4, 1, blz. 967 e.v. vindt
men een omstandig verhaal van het bezoek dat Tichelaar, de
barbier van Piershil, den 8sten Juli 1672 ten huize van Cornells
de Witt in Dordrecht bracht, om hem over te halen een aanslag
tegen den Prins te smeden, een uitnoodiging, die de schurk later
dééd voorkomen als tot hem te zijn gedaan. De beide hiervolgende
notariëele verklaringen doen ons duidelijk zien, met welk een achter
docht en angst het bezoek van dien man, met ongunstig voorkomen,
door de huisgenooten werd gadegeslagen. En de Ruwaardin was
zoo vooruitziend, dat zij den Heer Muys van Holy liet halen om
hem het gebeurde te vertellen. Zij had goed gezien.
Den 24sten Juli werd de Witt naar Den Haag gevoerd en in
de Gevangenpoort gebracht. Drie dagen later werd voor notaris
de Jager de eerste der beide verklaringen gepasseerd.
Zij volgen hier in extenso.
I.