wellicht zelfs in alle eer en deugd op zijn tijd een kusje -
wisselen met onze heldin, die op nr. 29 woonde, als kamenier
Mevrouw de Burgemeestersche Regnera Gertrude Copes
genomen toevallige baten waren zeker ook lang niet te versmaden.
Hoe treurig Ambée’s overlijden dan ook was, er waren toch brave
lieden, die het met blijde hoop vervulde. En wel twee bewoners
van de deftige Princessegracht. De een woonde in het huis dat
nu met 28, de ander in het naaste, dat nu met 29 genummerd is,
maar beiden in bescheiden en dienstbare betrekking. Hij, in 1781
in het stadje Hattem l) geboren, had al van zijn i8dejaar bij baron
Volkier Rudolph Bentinck 2) gediend als „Mijn Heersknegt”, en toen
de baron in 1820 was gestorven, had Mevrouw de Douarière, die
eene geborene van Haersolte was, „de goedheid gehad” den toen
39-jarigen Berend Mooy „als tweede knegt” in dienst te houden,
„totdat (hij) iets beeters had”, welk betere in 1827 nog niet was
gekomen, zoodat hij de 73-jarige barones, met haar n-jarig achter
neefje 3) was blijven dienen. Het was een druk huishouden, waar
voor hij als tweede knecht zeker heel wat te doen had, want de
oudste knecht was al 68 jaar.4) De drie vrouwelijke dienstboden,
de gouverneur van den jongeheer, de gezelschapsjuffrouw van de
barones, de koetsier met zijn vrouw en drie kinderen, en de palfre
nier, 6) zij allen zullen Berend op hun tijd hebben laten werken.
Doch de liefde verzoet veel, en er waren waarschijnlijk wel
oogenblikken, dat onze held gelegenheid had blikken en woorden
- te
van
van
Hij heeft in zijn prille jaren dus het optreden der patriotten te
Hattem bijgewoond. Zie daarover het Historisch Verhaal wegens het
gebeurde met de steden Hattem en Elburg door D. W. Campen.
De meening van J. I. van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers,
dat onder dit pseudoniem zich Dirk Wessels, schoolmeester te Franeker
zou hebben verscholen, laat ik geheel voor rekening van dezen scherp-
zinnigen doch soms wat lichtvaardigen schrijver.
2) Zie over het geslacht BentinckNed. Adelsboek in voce.
J) Het was Gerrit Willem B., een kleinzoon van Derek B. den broer
van Volkier Rudolph, bovengenoemd. De knaap stierf al in 1831.
4) En bij de Volkstelling van 1830 wordt hij bovendien opgegeven
als wel inwonend maar „zonder beroep”.
6) Opgaven der Volkstelling.
Hierbij is gedacht aan den aan de bedienden toegestanen vrijen
avond per week.
190
VAN EEN HEEREKNECHT EN EEN KAMENIER.
01