uitgebreid: men raadplege Gelderland blz. 166 en vlg. Haar portret door den schilder Corn. Kruseman in 1827 geschil derd in het Gemeente Museum, n1'. 251. In hare coiffure zullen wij de hand harer kamenier mogen herkennen. 2) De literatuur over Nijmegen is zeer daarover Gouda Quint, Bibliographic van In verband met ons onderwerp vestig ik de aandacht op eene schets van den werkzamen gemeente-archivaris H. D. J. van Schevichaven in zijne „Penschetsen uit Nijmegens Verleden” getiteld: „Onze dienst boden uit het Verleden.” 3) Opgaven der Volkstelling, 1830. 4) Mr. Hooft was in Mei 1813 lid geworden van den Municipalen Raad, maar bij de restauratie niet herbenoemd. In 1822 werd hij weder tot lid van den Raad gekozen, den 8 Maart 1826 tot wethouder. Hij zou 28 Maart 1843 Copes van Cattenburch als burgemeester opvolgen. Zie Dr. H. E. van Gelder. De Regeering van’s-Gravenhage 1795 1852. Die Haghe 1908. Cattenburch, geboren van Nierop zij heette Carolina Elisabeth Kramer, was in 1785 in Nijmegen 2) geboren en dus vier jaar jonger dan haar Berend, en had haar Gelderschen buurman verkozen boven de beide knechts, met wie zij haar meester en meesteres diende, tezamen met nog twee dienstboden en een koetsier die met vrouw en drie kinderen inwoonde. s) Doch het betere, waarop Berend en Carolina wachtten, om nu zij „zeedert geruimen tijd door liefde en eensgezindheid verbonden waren”, ook „eenmaal met eerbaarheid (hun) eigen brood te mogen eten, en (hunne) neiging tot het huwelijk bevredigt te zien”, dat betere was, zeide ik reeds, nog steeds niet gekomen, totdat de tijding van den dood van Johannes Ambée hen met hoop en vreugde vervulde. Zoo nauw verbonden, als „oudste domesticq” zelfs, „aan het Edel-Achtbare Huis des Burgemeesters, op wien (hunne) oogen, naast God, gevestigd en tot wien (hunne) wenschen gericht waren” tot verwezenlijking van hun liefste gedachten, konden zij toch nu wel eens een poging wagen. Carolina vroeg het aan haren Heer, maar deze vertelde al dadelijk, dat ditmaal de betrekking ter be geving stond aan den wethouder mr. G. L. H. Hooft. 4) Dies schreef Berend met zijn mooiste hand op Zaterdag den 10 Februari 1827 een rekest waarbij hij „met den diepsten eerbied, de vrij moedigheid gebruik(te) om zich tot Z. WelEdelgestrenge te wenden, ootmoedig verzoekende om met de opengevallen post te mogen VAN EEN HEEREKNECHT EN EEN KAMENIER. igi

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 201