r
Cattenburch was 3 Sept.
23 Febr. 1824 benoemd
begunstigd worden,” en waarin hij omtrent zijn huwelijkswenschen
en zijn positie de mededeelingen deed, die ik zoojuist reeds aan
haalde. Carolina ging met het gewichtige stuk naar het huis van
Wethouder Hooft, op de Groenmarkt, en liet het binnen brengen bij
den machtigen heer, die niet beter of smaakvoller wist te doen dan
het aan zijn vrouw en wellicht ook aan zijn oudste, juist 16-jarige
dochter voor te lezen, tot hun aller niet gering vermaak. Den
volgenden morgen tenminste was de Wethouder nog onder den
indruk van het gesmaakt genoegen, toen hij aan zijn vriend den
Burgemeester 2) den volgenden merkwaardigen brief schreef: 3)
„WelEdelgeboren Heer en Vriend,
„Nevensgaande zeer goed geschreven Request, doch waarvan
„de eerste periode ons zeker veel heeft doen lagchen, gisteren
„avond ten gevolge van een bezoek van de kamenier van Me-
„vrouw v. Cattenburch, bij mij ingekomen zijnde, ben ik zo vrij
„deswegens eene propositie te doen, dewijl ik gezien heb dat eene
„soortgelijke schikking, om elkander plaisier te doen, reeds een-
„maal in onze Kamer heeft plaats gehad. Ik wilde U WEdgeb.
„namentlijk voorstellen, dat in geval deeze Requestrant, die ik niet ken,
„en zelf nimmer gezien heb, geschikt voor de vacante post door
„U WEgeb. bevonden wierdt, en U WEgeb. en Mevrouw daardoor
„dus mogelijk gelegenheid vonden eene braave bediende te helpen,
„wij deeze keer ruilden, en ik de volgende vacatuur in die klasse
„ter begeeving zoude hebben; is dit echter het geval niet, om de
„een of andere rede, blijft de zaak in zijn geheel: en ik zal dan
„trachtten eene billijke keuze onder de sollicitanten te doen enz.”
Het gezin bestond uit man, vrouw, acht kinderen, een kamenier,
drie meiden en een knecht, maar de oudste zoon was niet meer thuis.
(Register Volkstelling 1830.)
2) Mr. Lodewijk Constantijn Rabo Copes van
1771 te ’s-Hertogenbosch geboren; hij was
tot burgemeester van Den Haag en den 8 Maart d.a.v. geïnstalleerd.
Hij stierf 16 Dec. 1842. Zijn portret met dat zijner echtgenoote door
Corn. Kruseman in 1827 geschilderd in het Gemeente Museum. Daar
is ook een buste in pleister van hem onder nr. 47 der Voorwerpen.
Zie ook Dr. H. E. van Gelder. De Regeering van ’s-Gravenhage
1795 1852 t.a.p.
3) Met het vorengenoemd rekest onder de Brieven ingekomen bij
den Burgemeester 1827.
192
VAN EEN HEEREKNECHT EN EEN KAMENIER.