1 v van het Haagsche dorp in ’s graven Floris’ tijd nog niet zoodanig was, dat daar een broederschap ontstaan kon. Dat men er tot ver maak met den handboog schoot, en dat een enkele maal de tot de omgeving van den graaf behoorende ridders en knapen ook den voetboog hanteerden, is wel niet onwaarschijnlijk, maar de geregelde oefening, welke de schutters tot corps-vorming bracht, was heel wat anders. Die kan men niet hebben aangetroffen, vóórdat het dorp een zoodanige uitgebreidheid had gekregen, dat het weerbare mannen moest leveren, en die groei kwam eerst in de tweede helft der veertiende eeuw. Pas onder het bewind dus van hertog Aelbrecht, den Ruwaard, die in 1370 omtrent de jurisdictie, in 1373 omtrent tolvrijheid, in 1375 omtrent belastingplicht aan die Haghe eigen statuten gaf, kon aan de vorming van corporaties binnen de dorp- grenzen met ernst gedacht worden. Wanneer wij dan ook in de Baljuw-rekening van 1371 ’72 lezen, dat gewapende inwoners van den Haag den graaf vergezelden toen hij „een reyse dede tot Haerlem om die partien te versoenen aldaer”, dan worden zij niet aangeduid als „scutten”, maar met een woord, dat niet op een organisatie duidt. Er wordt namelijk gezegd dat „daer Foykin mede was met den ghesellen van der Haghe ende van Sceveninghen, toet hem 121 mannen toeghewapent.” Daarentegen wordt in de Grafelijkheidsrekening van 1386’87 ge sproken van de scuts van der Haghe”, die met den baljuw naar Heusden trokken om tegenwoordig te zijn bij de huldiging van Willem van Oistervant als heer van Altena. Verbinden wij nu met deze twee feiten een derde, dat ons de Rentmeesters-rekening van 138485 leert: toen werd „voer haeren cost en arbeyt” geld uitbetaald aan Jacob den Meyer ende Willaem Duenge „van den Doele in die Poeten te maken.” Dan ligt de gevolg trekking die daaruit te maken is, voor de hand: Tusschen 1370 en 1384 heeft zich eene corporatie van de Haagsche schutters gevormd, en de graaf begunstigde hunne oefeningen met de beschikbaarstelling van een schietbaan. Dit was een grafelijke gunst, want deze Doelen was aangelegd op een stuk land, dat tot de grafelijke kweekerij behoorde; het was gelegen ten noorden van den kooltuin, loopende evenwijdig aan de Oude Poten nu Lange Houtstraat en strekkende tot aan het Tournooiveld. De graaf-zelf schoot daar ook, en nog in DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE. 11

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 21