A
JAARVERSLAG OVER 1915 VAN DE VEREENIGING
„DIE HAGHE”, UITGEBRACHT 24 FEBRUARI 1916.
I
van den toestand onzer
LVORENS U een uiteenzetting te geven
vereeniging, meen ik goed te doen met eerst even stil te staan
bij het verlies dat „die Haghe” in het afgeloopen jaar geleden heeft
door het overlijden van een
H. W. Mesdag, een
Verder ontvielen
In vele opzichten mag ik, ondanks de tijdsomstandigheden op
het afgeloopen jaar met dankbaarheid terugzien. Wel nam het ledental
door de opzeggingen, het schrappen en door het overlijden van vele
leden niet toe, ja verminderde weer eenigszins doch het aantal
nieuwe leden is in geen jaren zelfs niet in de beste zoo groot
geweest, wat me op nog beter succes doet hopen, als deze moeilijke
tijden voorbij zullen zijn. Tevens legden de leden veel meer belang
stelling voor het werk der vereeniging aan den dag, dan in vroegere
jaren. Dit alles toch ik kom er uitvoeriger op terug bij de behandeling
der afzonderlijke punten bleek uit de veel grootere opkomst bij de
lezingen en uit de drukke deelneming aan de kunstbeschouwingen en
de uitstapjes een feit, waarover het bestuur inderdaad verheugd
mag wezen.
Ook de geldmiddelen zijn dank zij de betrachte zuinigheid weer in
beter doen geraakt en door op den ingeslagen weg voort te gaan, kan
het bestuur de toekomst met minder zorg tegemoet zien dan een jaar
geleden.
Doch ik maai het gras voor de voeten van den Penningmeester weg,
die straks zijn verslag zal uitbrengen.
van een zijner bekwaamste Eere-leden, 'den Heer
der grootmeesters onzer schilderkunst.
aan de vereeniging de Heer P. A. Nierstrasz,
donateur en twee correspondeerende leden de heeren S. J. H. J. Allard
en H. van Kerkhoff. Het behoeft geen betoog, dat de namen van deze
vier mannen, waaraan onze vereeniging ’t zij op d’een of op d’andere
wijze veel verschuldigd is, bij het bestuur en bij de leden in dankbare
herinnering zullen blijven.