X) In 1453 was het bedrag: een Engelsche nobel. ordonnantie. Vooreerst was elke schutter verplicht te hebben ten minste één stalen boog met het gereedschap, dat er bij behoorde, te weteneen koker met pijlen en een windas of ander spantuig, „daermede hij spannen ende schieten mach zonder alle arch ofte list, want eynicheyt ende waerachticheyt hoort den booge toe”. Het lidmaatschap van de confrérie kon men niet verliezen door uittreden of royement door één der hoofdlieden. Over die gevallen moest geoordeeld worden door Deken, Hoofdlieden en eenige van de oudste schutters, daarvoor opgeroepen. In geen geval kon het worden toegestaan als de vertrekkende niet twee philipsgulden betalen wilde. Die twee philipsguldens kwamen dan in de plaats van de zoogenaamde doodschuld, het bedrag dat bij het overlijden van eiken broeder betaald worden moest. Waarschijnlijk was dat in den eersten tijd nog anders geregeld en kon men toen volstaan met het afstaan van den besten boog met het gereedschap. Immers de keuze om die in de plaats van het geldbedrag te geven, werd ook nu nog mogelijk gesteld. Het is ontwijfelbaar, dat deze bepaling het lidmaatschap slechts bereikbaar stelde voor personen van eenigen welstand; trouwens ook de maandelijksche schuttersfeesten en maaltijden waren tamelijk kostbaar, en slechts zij die wat te missen hadden, konden er zonder bezwaar aan mede doen. Toch moeten er, al weten wij, dat „edelen” tot de leden behoorden, en dat de „suppoosten” onder hen vrij talrijk waren, ook verschillende gewone burgers onder hen geweest zijn. Geryt de Borduerwerker, die tevens herberg hield, noemden wij reeds; uit de rekening van 1453, waarin tal van schutters bij name worden genoemd, noteeren wij nog: IJsebrant de drapenierer, Roel de snider en Jan Simon de snider, Walrave de barbier, Witte de bontwerker en Claes de bontwerker, Jacob de boogmaker, Godevert de patijnmaker, Daeme de riemslager, Bertelmeus de borduerwerker, Cornelis pasteybakker, Claes sloetmaker, Zweer de glasmaker, Grijp de bakker en nog een bakkerJacob die aan de Vischmarkt woonde. Onder de anderen bij wie het beroep niet vermeld wordt, zullen er natuurlijk ook geweest zijn die met de genoemden op eene lijn stonden: Jan Nachtegaal bijvoorbeeld, van I 22 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE *S GRAVENHAGE

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 32