de Voorpoort. De tegenpartij was Martyn Hogedans, bewaarder van twee schepenen van den Haag ieder l/2 stoop, of een mengele kregen, terwijl de klerk met den bode van het dorp de beide over blijvende stoopen verdeelden. Bovendien moest de pachter voor een goede borgstelling zorgen. Kwam pachter of borg zijn verplich tingen niet na vóór den eersten ommegang na afloop van den tap, met gereed geld, dan kon men op den dag van dien omme gang ,,’t recht voor beur deur maken”, dat wil dus zeggenop een dag, dat zoowat alle dorpsgenooten op de been en op straat waren zijn inboei in pand nemen en publiek op straat veilen, totdat liet verschuldigd bedrag, en nog wel „den derden penninck beter”, was opgebracht. Een enkele maal gebeurde het, zoo bij de S. Cathrijnen-termijn in 1453, dat zich geen pachter opdeed. Dan droegen de hoofd lieden de inning op aan een der herbergiers. Niemand mocht dan binnen dien termijn tappen dan hij alléén. Tenminste zoo begrijp ik de woorden van de rekening post. Voordeelig was dat niet, want deze termijn bracht nog geen 10 pond Hollandsch op, tegen die van Vastenavond 45 en die van Mei 60 pond. In de middel- eeuwsche rekeningen varieert de opbrengst over het geheele jaar rondom 150 pond Hollandsch. Dat er tegenstanders van dit schutterlijk voorrecht waren, spreekt vanzelf. Niet slechts, dat herhaaldelijk uit de rekeningen blijkt van vervolging van onwillige tappers, ook het recht-zelf werd aange tast. Uit de stukken blijkt van een ernstig verzet van de zijde der suppoosten van het hof, die meenden aan alle dergelijke bezwarende bepalingen niet onderworpen te zijn. Maar het in 1464 gevelde vonnis van het Hof van Holland stelde de confrérie in het gelijk J). Doch zwaarder strijd was die tegen Pieter van Belle. Deze, die op een of andere wijze zich verdienstelijk gemaakt had tegenover den hertog, die peet geweest was over Pieters zoon, had van zijn machtigen beschermer een bedrag van 24 pond ’sjaars gekregen, door de schutters te voldoen uit de opbrengst van den schuttap. Pieter was bewaarder van het Doelengebouw en daarmede hing deze gift waarschijnlijk samen, al blijkt niet op welke wijze. Maar die positie maakte hem tamelijk sterk en de schutters hadden heel wat moeite om een zoodanig vonnis te krijgen, dat de zware last 2Ó DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’S GRAVENHAGE, I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 36