aanzien zijn belangwekkend twee rekeningposten; een van 1539 voor het „groenen” van het Sint Jorishuis, en een van het jaar daarvoor, toen men reeds de deuren en vensters „met oecker ge- luwe geveruwd had”. In 1520 werd het met leien gedekt, in 1556 wederom. Achter het huis lagen dan de schietbanen, van elkaar afgescheiden door regels boomen: „popelloenen” en eisen werden daarvoor nu en dan in groote getalen aangekocht en gepoot. Daar- tusschen pootte men dan „doirns”, waarschijnlijk hagedoorn, die tot hagen gevlochten werden. Voor het vlechten en schoonhouden zorgde meestal de vrouw of de dochter van den doelknecht. Het schijnt dat voor de samenstelling van de schietbaan-zelf de gewone aarde niet goed was, herhaaldelijk worden voor de „doel- savel” de bestellingen elders gedaan. De rekening van 1499 zegt het duidelijk: „Item soe hier in Hollant niet te crijgen en is geen roe airde „bequaem om dairmede doellen te maecken, men moet die uyt „Brabant laten bringen, soe ist dat Cornelis Danckairtz., wonende „tot Delft, te Antwerpen sijnde mit sijn scip heeft dair ofte dair „omtrent mit carren laten halen een groot deel van de selve aerde „hier ons dienende ende die doen worpen in sijn scipMen gaf hem daarvoor 3 pond; het vervoer van Delfshaven per schuit naar het Spui kostte 10 stuivers, met wagens vandaar naar den Doelen nog 12 stuivers en de man die het binnenkruide moest ook 2 stuivers hebben. Die aarde wordt ook wel eens „roode doelaerde” genoemd. Het geheel werd dan met graszooden belegd: voor de „kleine doel” gebruikte men in 1485 wel 435 vierkante zooden. Aan het einde van de schietbaan stond een huisje waarvoor de doelen werden opgesteld, en waarin de pijlen werden opgevangen. Waarschijnlijk stonden ook de schutters onder een afdak. De Haagsche schutters, levende in de hoflucht, ondervonden daarvan zoowel de voor- als de nadeelen. Voorheen kwam de graaf-zelf schieten op hun banen, waarvoor hijzelf trouwens den grond geschonken had, later deden de Bourgondische stadhouders dat ook, ook de hertog-zelf nog wel. Soms te nacht en ontijde, zooals in 1499. Dan lezen wij „Soe onsen prinse beliefde bij nachte in den Doelen te scieten, om matten en ander reetscap daertoe dienende, in als betaeld 16 stuivers”. I 30 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 40