33
Van een dergelijk beeld is echter overigens niets bekend.
3
nog blijken uit een betaling in 1535 aan „Michiel de schilder”
die 17 pond verdiende „van dat hij ’t geheel outaer met Sint Joris,
den draeck, de pylaer, den apostel ganschelicken verschildert ende
verstoffeert heeft”. De „apostel” zal met het altaar weinig te maken
hebben gehad, doch één zijn uit de reeks der in de kerk geplaatste
apostelbeelden. Misschien wordt deze gissing over de plaats van het
altaar nog versterkt door een betaling in hetzelfde jaar aan „Roey
de beeldsnider en sijn knecht van diversche reparacien an Hertoch
Karei en ant outaer gesneden”. Met hertog Karei immers kan weinig
anders bedoeld zijn dan een beeltenis van den Bourgondischen
Hertog aan een der pilaren van het hooge koor bij de oude in
1539 verbrande borden der Guldenvliesridders 1). Nog duidelijker
misschien is een post van 25 stuivers aan heer Pieter Roeien, „van
de apostel opt coer te stellen an de pylaer van Sint Jorys ende deselve
te repareren.”
Maar na den juist vermelden grooten kerkbrand in 1539 moet
er toch wijziging gekomen zijn. Zeker is het althans, dat bij de
herstelling der kerk de Sint Joris-broeders met de Heilige Geest-
meesters tezamen de kapel aan de zuidzijde ten westen van den
grooten ingang voor hun dienst inrichtten. Er is in de rekening van
1543 zelfs sprake van „repareeren”, zoodat het mogelijk blijft, dat
de kapel ook reeds vroeger voor hetzelfde doel diende. Zeker is
echter dat deze kapel oorspronkelijk die van het Heilige Graf was,
totdat daarvoor een andere kapel gebouwd werd aan de noordzijde
van den kooromgang. De rekening zegt het volgende:
„Jan Claeszoen metselair ende Ghysbrecht de metselaer van dat
„zij Sint Joris Capelle van boven tot beneden toe gerepareert hebben
„zulcx de H. Geestmeesters hemluyden dat besteet hadden8 5 st.
„van de outaren van St. Joris ende van den Heyligen Geest te
„repareeren 22 st. 6 p. ende van steen daertoe verbesicht 31 st.
„tsamen 10 18 st. 6 p.
„Dirc Adriaensz. timmerman van denraemdie om St. Joris outaer
„staet, noch van ’t voetscamel, de baneken ende latrijnen 7 6 st.
„Pieter Claesz. scrienwercker van den raem om den outaersteen
„mette pylaers voir toutair ende den raem om Sint Joris gemaeckt
„te hebben 3 14 st.”
DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE.