die gordijnen kostte nog eens 4
2) De quitantie is ongedateerd,
rekeningen ontbreken.
2) Jacob de Grebber
een der jaren waaruit
en blijkbaar uit
van Wijk.
el stof voor een nieuwe alve (koorhemd) gekocht. De dochters
van Frank van der Does naaiden haar en maakten er twee
amicten (borstdoeken) bij, waarvoor zij ook het lint leverden. Twee
kelkdoeken en twee „snuteldoucken” (doeken bij het snuiten
der kaarsen gebruikt) werden ook aangeschaft. Maar een jaar of
tien later J) werd alles weder vernieuwd. De alve deugde nog,
maar er kwam een nieuwe gordel bij, een nieuwe amicte werd van
een el laken gemaakt; een dwael werd gekocht en een nieuwe zak,
gevoerd en van lint voorzien, werd aangeschaft voor het corporael
(kelkdoek). Voor twee stolen (breede lang afhangende banden op het
priesterkleed) werd 20 el groen zijden lint en voor 5 stuivers aan
zijden franje gekocht. Met franje was eveneens het nieuwe altaar-
kleed versierd en ook aan de twee nieuwe „gardinen” was 6 el
franje, voorts 16 el rood lint en voor 4 stuivers aan ringen ten
koste gelegd. Het persen van
stuivers, het maken wel 16.
In Augustus 1555 had men wederom een „autaerdwaele” noodig,
men kocht nu een „seer schone”. Behalve dit geweven gerei had
men natuurlijk ook ander. Een kelk werd reeds genoemd, ook het
„paexbort” en een beeld van Sint Joris met den draak. Van de
kelk weten wij nog iets. Bij den inval der benden van Maerten van
Rossem was de kelk „gefrosseert” de goudsmid Jacob Grebbers 2)
kreeg hem dus te herstellen. Een paar jaar te voren, in 1524, was
er nog iets fraais bij het altaar gemaakt, namelijk „Sint Joris’ croen”,
Geryt Philipsz. graefmaker had deze geknutseld „dat se up ende
neder gaet mit gewichte”. Maar hij was daarmede blijkbaar niet
goed vertrouwd, want nog in hetzelfde jaar moest men geld betalen
aan Reyer Anssems „van dat hij Sint Joris croen gemaict heeft
die in stucken gevallen was.” Reyer Anssems was koperslagerhet
vertrouwen in de kunst van den grafmaker was blijkbaar geschokt.
Bij het altaar behoorde ook een kist, waarin de belangrijke stukken
der broederschap geborgen waren. Zij stond bezijden het altaar,
maar al was hij in 1485 door een goeden scrijnmaecker, Kers, ge
maakt, tegen het geweld der „Gelderschen” was hij niet bestand;
DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’S GRAVENHAGE. 35
1