2 schellingen 6 deniers. zijn, dat het landelijke dorp dan aanbood: Vóór het plechtig rond gedragen Allerheiligste en de geestelijke personen, die dat omgaven gingen de magistraten met hun baljuw aan het hoofd, in hun def tigste tabberds, op hun beurt voorafgegaan door de bonte rij der leden van de corporaties: elk gedost in de beste plunje met de onderscheidingsteekenen die waren voorgeschreven. De Sint Joris- schutters gingen waarschijnlijk vóóraan, gedost in hun pelleure en met den covel op het hoofd; op de arm hun distinctieven en in de hand een pijl. Voor de groep der schutters zelf ging muziek. In 1454 hadden zij nog geen Hagenaars daarvoor en waren de „pipers van Delf” gekomen, die voor hun moeite een „clinckert” kregen1); later had men uit den Haag zelf meestal vier „spelluyden met schalmeyen” die de schutters reeds uit den Doelen afhaalden; maar het mooist was de „representacie van St. Joris te peerde”, natuurlijk met den draak die eerst gedragen maar later op een wagen medegevoerd werd. In 1494 was Philips, de bewaarder van de Voorpoort „gecoren en toegereyt” voor de representacie „ende om den Draeck te steecken”om hem „mit siin volck” te „rustygen” werd er „taffetas” en „bolcraen” aangeschaft. En de Stadhouder- zelf had ten behoeve van Philips een „harnas” geleend. Ook werden er vijf speren gemaakt. „Eer dat sij upsaeten” kregen de mannen bovendien een gratis ontbijt; na afloop werd hun wijn geschonken. In den eersten tijd had men echter zelf nog geen draak, en dan werden boden bijv, naar Delft of Leiden gestuurd om den draak van de schutters daar te leenen; maar het schijnt, dat men in de zestiende eeuw geheel met eigen middelen kon werken. Toen werd er ook een jong meisje betaald omdat zij het „maegdeken” was voor wie de heilige Ridder zijn heldendaden verrichtte. Om haar nog meer onschuld te verleenen werd er ook een lam „geleend”. Daartegenover maakte men den draak toen nog verschrikkelijker en de aanblik voor de kinderlijke toeschouwers nog meer aantrek kelijk door hem te laten vuurspuwen. Jan Jansz. de Fèvre leverde daarvoor in 1563 wel 12 „fuseen” of vuurpijlen. Sint Joris’ „wimppel” werd vóór de groep gedragen, terzijde gingen vier man met „tortysen” of fakkels, aan welke fakkels „vaentjes van yzer” waren vastgemaakt, die telken jare weer werden 40 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 50