E. Feestelijkheden.
opgeschilderd ,St. Joris’ crans” stond erop en vernist, zij
hadden dus zeker van het vuur te lijden. Die wimpel of banier
was van „root cramosijn damast'’, wel 9 el, volgens de rekening
van 1527 toen men een nieuwen liet maken. Henrick de borduer-
wercker had hem gemaakt met franje en St. Joris daarop geborduurd.
Het was een duur ding, ’t kostte aan damast alleen reeds 36 philips
guldens, van maken en borduren nog eens 17 philips-guldens.
Na afloop der processie kreeg elk schutter een „teycken van
loot”, waarvoor in 1487 de goudsmit Ansem Aerntsz. den giet
vorm gemaakt had, en hij kon daarmede een mingel dat
is een halve stoop wijn halen en dan vond hij op den Doelen
wat eenvoudige spijzen, bereid op kosten der broederschap, om
den eersten honger te stillen. In 1454 waren daarvoor 150 eieren,
2 schapenkazen, 4 stukken boter en honderd brooden aangeschaft;
een andermaal werd er nog rookvleesch (twee gerookte scoeren)
gehaald, en omdat het tafelgerei niet voldoende was, betaalde men
eenige stuivers aan een man, die „cannen, platelen, taeffelaken al
sulc als dair van noden hadden te besichen”, „in den Duilen ende
weder thuis broechtte.”
Behalve de vaste groote ommegang, waren er nog kleinere, of
speciale, waaraan de schutters medededen. Zoo werden in 1458
vier gezellen beloond „van dat zij Sintte Joris tortijssen druechen
in der processien up een Vridach om getidich weer te hebben
ende men Onsser Liever Vrouwen ommedrecht.”
Was er een processie, dan werd er telkens, lezen wij, een brug ge
legd over de sloot rondom den Doelen, om het terrein aan de achter
zijde te kunnen verlaten. Dit hing waarschijnlijk samen met het
feit, dat de uitgang door de voorpoort niet ruim genoeg was om
de optocht der broeders met alles wat er bij behoorde door te laten,
als zij gingen naar de algemeene plaats van samenkomst.
Op den Zondag na Sint Joris, wij meldden het reeds kwamen
de schutters na den plechtigen kerkdienst aan het altaar in de
Groote Kerk samen voor den grooten jaarlijkschen maaltijd. Inden
eersten tijd was het Doelgebouw daarvoor niet groot genoeg; dan
ging men dus in een herberg in het dorp bij Beilinc in den Engel,
DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE 's GRAVENHAGE. 41