e
Een stoop 2 mingelen 4 pint 2.4 liter.
of in Oestervant, of in ’t Gulden Hooft, bij Adriaen Kerstensz of
bij Pieter Potter. Wat er gegeten werd zegt de rekening niet, want
ieder betaalde voor zich zelf, - maar wel wat er werd gedronken.
In 1455 bijvoorbeeld dronken er 50 man tezamen 47 mingelen
witten Rijnwijn en 9 mingelen rootwijns
Het was niet de eenige feestelijkheid. Behalve de maaltijden bij
elk maandschut, waren er nog de feesten als er vreemde schutters
kwamen.
In de week van Beloken Paschen 1453 bijvoorbeeld „dat mijnheer
van Charolois (Karei v. Bourgondië) in den Hage was”, toen
waren de „scutters van Utrecht gecommen in den Haghe scieten
over de hant.” Een andermaal in 1457 kwamen er schutters uit
Delft met wie men bij Robben, en schutters uit den Briel met wie
men bij Jan van Beveren ging drinken. Toen er schutters van
Haarlem kwamen, hield men gelag op den Doelen-zelf.
Soms hadden de schutters een ander pretje. In 1484 moest de
bruid van Philips van Wassenaer, die toen stadhouder van Holland
was, van Delft gehaald worden, en de schutters deden het
met twee wagens. Heer Philips wilde zich daarvoor niet onbe
tuigd laten: hij schonk den schutters, toen zij van Delft terug ge
komen waren, „2 plateelen met spijse.” Drank kon er echter niet
op overschieten en zoo kwamen ten laste van de broederschap
de 32 schellingen, die de schutters „daer op verdroncken”. Op
dezelfde manier ging het bij een gelijk cadeautje van meester Anthonis
Vermye „toen hij sijn eerste misse sanck.” Toen verteerde men 3
rijnsgulden in den Gulden Pot op kosten van ’t gilde. Dat mocht
dus wel; maar toen in 1454 de hoofdlieden eens 22 stuivers in
rekening gebracht hadden voor een geïmproviseerden maaltijd bij
Jan Stare, „doe men die scuttap dair verhuerden, daar veel scutters
mede quamen eten ende drineken ter maeltiit”, toen zetten de
afhoorders der rekening in margine: „En zij niet meer zulke
costen ten laste van den gilde betaelt, want men soudet niet meer
lijden in rekening.”
Maar het schoonste feest van alle, de glorie van het jaar, dat was
als men „upwaerts” den papegaai ging schieten. Reeds in het hoofd
van de oudste rekening daarvan klinkt een nauwlijks bedwongen leutig-
42 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE.