(\>*y sjdb
t
heid„van de costen gedaen in de festen van Zint Joris scietspel van
den Hage, dat die papegay gescoten waes ende Zonnendaigs voer
Zintte Lourisdach anno 1458, duerrende zees dage lanc!”
Meestal vierde men het feest even buiten het dorp. Reeds dagen
te voren waren de toebereidselen gemaakt. Met vijf wagens was
men naar Berkenrijs gereden, waar meiboomen werden gehaald;
dan moesten er putten gedolven worden om ze in te zetten; de
boomen werden met doeken omwonden en men moest voor een
stuiver „clauvieren” koopen om deze vast te maken. Er werd een
nieuwe papegaai gesneden, geverfd, in 1559 was hij groen „mit
vergult hyer ende daer,” en op een staak „opgerecht.” Dan
moest er een koningsboog zijn, die 4 rijnsgulden kostte en die, zeker
in de Haagsche kleuren, geverfd moest worden, evenals de schilden
die men voor der schutters deur en voor des konings hof zette.
Doch al die toebereidselen hadden nog niets te beduiden bij
die, welke gemaakt moesten worden om te zorgen, dat de schutters
„eerlick ende blide” zouden kunnen festeeren, zonder honger te
lijden. Van alle kanten werd mondkost bijeen vergaard, en het is
interessant te zien, niet slechts waaruit die mondkost bestond en
hoe groote hoeveelheden noodig waren, maar ook dat de middel-
eeuwsche Hagenaars zelf nog niet alles van het benoodigde ver
schaffen konden.
Voor brood konden de Haagsche bakkers nog wel zorgen. Er
waren er dan ook tamelijk veel, als men tenminste overweegt,
A
Quitantie van Jan de Pape, schilder voor het schilderen
van den papegaai.
DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE. 43