naar den vogel zou schieten, wanneer Koning, Deken en Hoofd lieden dat zouden ordonneeren, en op kosten der confrérie de papegaai ,,upgerecht (souden) leveren ende hebben staende.” Om acht uur moest dat gereed zijn. Deze bepaling wijkt in tweeërlei opzicht van de oude gewoonte af; immers vooreerst had vroeger het schieten meest plaats in den voorzomer, en in de tweede plaats werd, blijkens de oude ordonnantie van 1492, door de gansche broederschap op den maaltijd van Sint Jorisdag bepaald of er op waarts geschoten zou worden of niet. Mocht men dus hier van de democratische gewoonte zijn afge weken, in andere opzichten was men erop bedacht voor alle broeders de medewerking op gelijken voet mogelijk te maken. Eén voor beeld noemde ik daarvan reeds hierboven. Een tweede geeft de regeling der kosten, waarbij werd uitgegaan van het beginsel„dat men overmidts excessive costen niemant van wat qualiteyt ofte faculteyt hij zij en foulleert, grieve ende belaste.” Daarom zou elke hoofdman de schutters van zijn maandschut „bij gescrifte up een cedulle leveren” en met een mededeeling van den dag van schietfeest en maaltijd, zou de dienaar der broederschap dan bij eiken schutter aanzegging komen doen, en hem vragen „of hij daer past te commen geaccompaigneert met sijn huysvrouwe”, indien hij er eene had, indien niet, „met een vrijster tot zijnen believe.” Als de schutter kwam, moest hij „een cruisken ofte ander merck” achter zijn naam op de cedulle zetten. De hoofdlieden konden dan precies zien voor hoevelen de maaltijd moest worden aanbesteed. Dat zou dan niet meer mogen zijn dan een avondmaaltijd met „dubbel volk” en een „ontbyten opte coude spijsen” voormannen alleen. De schutters die niet medededen, betaalden de gewone boete voor absentie een „vuurijzer” vermeerderd met nog twee „vuurijzers”; de schutters die niet medededen, ondanks dat zij zich hadden opgegeven, betaalden ook de kosten van den maaltijd, maar niet die van den wijn welke trouwens buiten de aanbesteding bleef en voor rekening van ieder deelnemer-zelf was. Kwam men wel op den maaltijd, maar schoot men niet, dan betaalde men ook boete; maar evenzeer als men wel schieten maar niet eten wilde. De eenige die vrij was, was degeen die het geluk had het laatste tJ DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE. 51

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 61