zich kwalijk verge- Londerseel (1614) aangenaam aandoet, een fraai schilderstuk, waarop haar schutspatroon door David Cornelisz Schevelinck was afgebeeld, en waarom de schrijnwerker Jan I lackvoort de lijst gebeeldhouwd had, ter versiering der Kerk, maar een altaar stond er niet meer en processies om aan deel te nemen waren er evenmin. Er bleef slechts het maandelijksche schieten en het jaarlijksche maaltijden over. Dit was eigenlijk niet heel veel, wanneer men het beschouwt temidden van het drukke, meer bewogen leven van den nieuwen tijd, onder het gedreun in de verte van den zwaren oorlog. Wel was Den Haag nog klein, maar reeds begon de rijke groei in menschen en huizen, die de gouden eeuw inleidde, en het onder scheid in wezen met het middeleeuwsche dorp was waarlijk aan merkelijk. Het maandelijksch schieten, het saam in den herberg zitten van edelman en gildemeester, het feestelijk „opschieten” naar den papegaai, besloten door een vrienden-maaltijd, dat zou in Den Haag omstreeks 1600 niet mogelijk zijn. Reeds was de scheiding tusschen de gewone Hagenaars en de edellieden ge maakt. De eerste kwamen de poort van den Ouden Doelen niet meer als broeders binnen. En dit moest zijn stempel drukken op de samenkomsten: zij kregen meer het karakter van vrienden omgang. De aanzienlijkste Hagenaars vonden en spraken elkaar in het gebouw van den Doelen, en zij schoten er nu en dan, en aten somwijlen met al den wel wat onmatigen eetlust, waarmede onze zeventiende-eeuwsche voorouders begiftigd waren. Het eerste gevolg daarvan was het toenemen van de beteekenis van dat Doelen-gebouw voor de leden der broederschap. Met het oude reeds uit de vijftiende eeuw dagteekenende en in de zestiende nu en dan wat vergroote gebouwtje, kon men noegen. Als wij het gebouw op de plaat van zien, waar slechts de aardige portiek ons kunnen wij dat ook wel begrijpen. Goede raad was echter duur. Men kon het gebouw niet verbeteren indien men niet over kapitaal kon beschikken, hetwelk slechts met opoffering van andere bezit tingen te verkrijgen was. Aan het Hof van Holland werd daarom verlof gevraagd om enkele der onroerende goederen te gelde te maken. Enkele landerijen in den Escamppolder werden verkocht. Maar dit was niet voldoende en zoo zien wij, dat de Sint Joris- broeders gaandeweg al het terrein in den buurt van den Doelen, zelf 4" 60 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 70