sterker gevoeld werd dan in de middeleeuwen wel moest gebeurd zijn, de groote moeilijkheid was, dat de inning der bijdrage van een lid eerst kon geschieden na zijn dood. Men had dan met niet altijd even gewillige erfgenamen te doen. En dat zou nu nog zoo erg niet geweest zijn, wanneer die altijd in den Haag zelf geves tigd waren. Maar daarop was gaandeweg volstrekt niet meer zooveel kans als voorheen, toen men uit den aard der zaak slechts Hagenaars als leden kreeg. Immers nu was men gebonden tot de keuze van „edelen” en „suppoosten” en zoo was het reeds op het einde der zestiende eeuw mogelijk, dat men hetzij onder de eerste, hetzij onder de tweede categorie personen aannam wier „hoofdverblijf” elders was. Onder de leden in 1595 was bijvoorbeeld Dr. Claes Boelisz. schout van Hoorn en Jacob van der Does secretaris van Amster dam, in 1598 werd lid prof. Thuninck te Leiden om slechts enkele uit de vele voorbeelden te noemen. Wanneer deze heeren om een of andere aangelegenheid van Staat in den Haag moesten zijn, kon men hen als „suppoosten” beschouwen. Voor de „edelen” waren de officieren, waaronder talrijke vreemdelingen, die, sedert Maurits veldheersroem zich verbreidde, hier heen kwamen, zeker als aangewezenin 1595 vinden wij „Collonel joncker Alexander Murray”, in 1600 Charles van Wijngaarden, gouverneur van Geer- truidenberg, in 1601 Heraugières, in 1602maar waarom zou ik er méér opnoemener is bijna geen der min of meer bekende officiersnamen, of men vindt hem in de ledenlijsten der Sint Joris- broeders terug. In wat later tijd komen ook de zeeofficieren, Witte de With, Wassenaer Obdam, Van Galen, Cornells Tromp bijvoorbeeld. Dan had men de talrijke Nassau’s, zoowel de Duitsche neven als de Odycks, Beverweerts en La Lecqs met hun verwanten. Maar nog verder zou de kring zich uitbreiden. Niet slechts de aanzienlijkste regenten, in de colleges der provincie of van de ge neraliteit afgevaardigd, of de rijke militairen in dienst der Republiek, traden toe, maar, na het midden der zeventiende eeuw begon het in zwang te komen dat ook buitenlanders zich lieten opnemen. Mag men Maurits den Braziliaan en gouverneur van Cleef daartoe al niet rekenen, Alexander van Spaen „Brandenburgischer Gehei men Regirungsrath” en ook gouverneur van Cleef, die in 1666 lid 5 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE. 65

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 75