werd, was dat toch wel, evenals in 1670 Diderich ter Stall, „agent” van den graaf van Bentheim. Deftiger nog werd het toen in 1674 Theod. E. von Danckelmann, de „Envoyé” van den keurvorst van Brandenburg zich liet inschrijven. Aanzienlijke Engelschen uit de omgeving van Willem III en Maria volgden dit voorbeeld of volg den hun vorst die reeds in 1679 de confrérie had onderscheiden door zelf Sint Joris-broeder te worden. Hij verklaarde zich bij de inschrijving bereid tot de betaling bij zijn overlijden van 2000 gulden. Dat was voortaan het bedrag, waarvoor de meest aan zienlijke leden inschreven, zooals in 1703 de Erfprins van Hessen Cassel en in 1714 een andere prins uit hetzelfde huis, de luitenant generaal Willem van H. C. Ook Willem IV en V waren zoo royaal, Lodewijk van Brunswijk betaalde 1500 gulden. Zoover ging men zelfs, dat in 1694 de inschrijving van een tien tal nieuwe leden niet geschiedde op den Haagschen Doelen, tijdens den maaltijd, maar dat die gebeurde te Londen, ten overstaan van een waarnemenden deken: den markies van Mompouillan! Men ziet hoe de oude broederschap der schutters van die Haghe in aanzienlijkheid was toegenomen; men voelde dat zelf en in 1766, toen Willem V het lidmaatschap had aanvaard, nam men dan ook plechtiglijk het besluit, om „in consideratie van de jegenwoordige Luister dezer Confrérie, praaiende aan het Hoofd met Zijne Hoog heid den Erfstadhouder, de leden niet te noemen schutteren maar Ridders”. In overeenstemming daarmede was het ceremonieel voor de op neming van een nieuw lid in dit illuster gezelschap. Het mocht slechts geschieden bij gelegenheid van den grooten maaltijd, waarop de candidaatleden genoodigd werden. Het lid werd geplaatst onder het vaandel 2) en de Erfstadhouder-zelf, als Opperdeeken, omhangen En die Engelsche heeren genoten nog meer gunsten. Zoo vertelt ons de rekening van 1696 dat men 172 gulden naar Londen gezonden had „tot subsidie voor een maeltijd van de Heeren Schutteren in Engeland”. Bij die „Heeren Schutteren”, 15 in getal, was niemand minder dan de Koning-Stadhouder, voorts onder anderen de hertog van Osmond en de graven van Portland en Albemarle! 2) Het vaandel werd overigens gedurende den maaltijd uitgestoken. Sedert 1682 was het gewoonte, dat telkens de nieuw aangestelde ven- drich zelf voor een nieuw vaandel zorgde. 66 DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 76