AT OG doet de invloed der tijdsomstandigheden zich gevoelen, ook
op dit Jaarboek: de omvang immers is bescheidener dan onze
leden het gewend zijn. Toch zal men in de vrij groote afwisseling
die de inhoud geeft, daarvoor wellicht eenige vergoeding vinden. Een
drietal nieuwe medewerkers, mej. Dr. E. M. A. Timmer, Jhr. Mr.
IV. A. Beelaerts van Blokland en C. L. Hansen, stonden korte,
maar zeer doorwerkte studies af, die mij de hoop doen uitspreken,
dat zij ook in de toekomst aan onze Haagsche stadsgeschiedenis nu
en dan hun tijd zullen kunnen geven. De heer D. S. van Zuiden
doet ons wederom profiteeren van enkele belangwekkende en aardige
vondsten door hem gedaan, bij zijn onderzoekingen in de notaneele
archieven. Dr. Petrus Sekuur mag men dankbaar zijn voor zijne
poging om te doen zien, dat men zelfs het eenvoudigst gegeven op
„streng wetenschappelijke” wijze, met de „onmisbare" bewijzen
gestaafd, kan behandelen.
Tenslotte is het ondergeteekende, die, wellicht wat onbescheiden,
op de ruimte in het Jaarboek heeft beslag gelegd. Hij kan er weinig
aan doen: voor de zoo belangwekkende archivalia der oude Sint
Joris-Schutterij mocht wel wat plaats worden ingeruimd, en de
kleinere stukjes brengen het tegenwicht der afwisseling.
Als afbeelding tegenover den titel vindt men het portret van
Dr. D. F. Scheurleereen stadgenoot over wiens verdiensten op
t
f