7° Het was die gelijkvloersch rechts van den ingang, een schoorsteen stuk van Doedijns (zie de afbeelding) herinnert daaraan thans nog. pakken. Men stelde de weduwe en den zoon in de gelegenheid om „behoorlijke satisfactie” te geven, maar toen zij daartoe niet in staat bleken, werd besloten „het ampt van concierge te stellen vacant”, en den Doelen te verhuren. Uit de reflectanten werd J. du Bon aangenomen op voorwaarde dat hij jaarlijks zou betalen 400 gld., en bovendien voor zijn rekening zou nemen niet slechts de verponding en het straat- en lantaarngeld, maar ook de repa ration van den Doelen. Hij zou in den Doelen gasten mogen herbergen en partijen doen geven, maar een kamer r) altijd ter beschikking van de leden der confrérie moeten houden. Daar zou dan de kast met de „papieren” der broederschap en ook die met de gouden en zilveren „vaisselles” en de andere bezittingen staan. Op dezen voet bleef de zaak nu voorloopig geregeld. Men kan het er dus voor houden, dat sedert 1680 de Doelen geregeld als logement werd gebruikt. Vóór dien tijd kan dat ook wel nu en dan het geval zijn geweest, bij bijzondere gelegenheden, als er vele aanzienlijke personen in de stad geherbergd moesten worden, terwijl feesten en dergelijke ook daar wel zullen zijn gegeven. Na 1680 werd dat echter regel en kwamen de leden der broeder schap er waarschijnlijk ook wel veel minder. De bestuurderen behan delden de zaken onder genot van een flesch wijn in hun eigen vertrek en daar bleef het bij, uitgenomen natuurlijk de maaltijden. Toch, om nog even bij den Doelen te blijven, waren door deze nieuwe, en, zouden wij zeggen, gezonde regeling alle moeilijkheden nog niet opgelost. Reeds in 1691 bij een kasteleins-vacature baarde de zaak weder zorgen. Immers er was bepaald, dat de kastelein het gebouw „in raak en daak” zou houden, maar tengevolge van den ouderdom van het gebouw liepen de onderhoudskosten zóó hoog, dat een nieuwe kastelein op die voorwaarde niet meer te vinden was. Men kwam dus maar weer tot de oude manier terug, en bij het doorlezen der notulen vonden wij weinig, dat er op wijst, dat deze beslissing in den eersten tijd tot onaangenaamheden leidde. Dat viel dus mede. Maar op den duur kon dat toch zoo niet blijven. Tegen 1720 staken de stormen weder op en zij werden door een nieuwe overeenkomst bezworen, die echter van den DE BROEDERSCHAP DER SCHUTTERS VAN ST. JORIS TE ’s GRAVENHAGE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1916 | | pagina 80