niet en wilde, dat de tol werd betaald aan den gewonen ontvanger.
De Koning zond een fregat op de Rhone, om de schippers te dwingen
en het de bevolking lastig te maken, de strengste maatregelen
werden genomen, om de subsidiën, die van Holland mochten komen,
in beslag te nemen, en de Pr. R. werd gemachtigd, het Parlement
van Oranje zitting te doen houden buiten het vorstendom. De
Douairière en de Keurvorst riepen de hulp in van de Staten-
Generaal en Dohna versterkte het garnizoen van Oranje.
In Februari 1660 kwam Lodewijk te Aix en liet Oranje opeischen,
terwijl hij zich tot voogd verklaarde van den Prins. Dohna ver
zocht uitstel, om nadere bevelen uit Holland af te wachten, en
verkreeg dat uitstel met groote moeite. De Douairière gaf dadelijk
kennis van de zaak aan de Staten Generaal, die hunne bemiddeling
aanboden, en het Hof van Holland stelde een acoord voor tusschen
de voogden, dat door twee leden der Staten-Generaal naar Brussel
werd gebracht, waar de Pr. R. zich bevond. De Douairière be
richtte dat aan Dohna en de Royale schreef een brief aan den
Koning, om hem te verzoeken „de vouloir surseoir, de faire agir
le Comte de Dona, en laissant les choses en l’estat qu’elles sont,
ou les remettre en celui qu’elles estoient auparavant, auquel
Nous sommes tombés d’accord, qu’elles demeureront jusques a ce
qu’elles seront esté terminées, ou par accommodement, ou par la
decision de la Cour d’Hollande”. Het was te laat; de Koning liet
zijne prooi niet meer los. Fransche troepen trokken het vorstendom
binnen en Dohna gaf den 2osten Maart de stad en het kasteel
over. Voor zijne krijgsmanseer was het zeker te betreuren, dat hij
zich niet moedig verdedigd heeft, want het garnizoen was voldoende
van alles voorzien, en dat hij bij de artikelen van overgave zoovele
voordeelen voor zich zelven heeft bedongen. Tot zijne verontschul
diging voerde hij aan, dat hij geen uitdrukkelijk bevel had, de stad
tot het uiterste te verdedigen, wat dan ook inderdaad het geval was.
De slag was toegebracht; de Koning zou Oranje bewaren tot de
meerderjarigheid van den Prins, in wiens naam zou worden recht
gesproken. Brieven van de Douairière aan den Koning en aan
Mazarin werden vrij vinnig beantwoord. De Staten-Generaal zonden
Otto Copes, raad en pensionaris van den Bosch, naar Frankrijk,
o. a. voorzien van een schrijven aan den Koning. Zelfs de vroegere
Koningin van Engeland, die hare dochter zoo braaf geholpen had,
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
IOO