dikwijls vertoefde, en na er eene week gebleven te zijn, terstond na zijne terugkomst den Raad bijeenriep. En den 25sten Mei trok hij weer met Beaumont naar Brussel. Van het vonnis in 1657 door het Leenhof van Brabant gewezen in het proces tusschen den Prins en de gravin van Isenghien, waren de voogden in appel gegaan bij den Raad van Brabant, die het gecasseerd had. Maar de gravin was intusschen rustig doorgegaan met alle goederen van den Prins, in de Zuidelijke Nederlanden gelegen, „aen te tasteiT”, zich van de inkomsten er van meester te maken en de rentmeesters geld af te persen. En toen nu in laatste instantie de Geheime Raad van Brabant de gravin toch gelijk gaf en er gevaar bestond, dat alle goederen van den Prins eenvoudig zouden worden verkocht, werd Huygens weder naar Brussel gezonden, nadat de Pr. D. de Staten- Generaal om hulp had verzocht. Deze schreven den markies de Caracena, gouverneur der Spaansche Nederlanden, dat elke executie diende te worden opgeschort, totdat alles, ook de pretentiën der gravin, behoorlijk waren onderzocht, en verzochten hem er voor te zorgen, dat, wanneer de gravin in het gelijk mocht worden gesteld, hare pretentiën mochten worden voldaan door den Koning, in mindering van alles wat deze den Prins schuldig was. Huygens verliet Brussel den j^den Juni, bracht eenige dagen te Antwerpen door, gaf te Turnhout aan de Douairière verslag van zijne zending en keerde toen naar den Haag terug. Intusschen waren graaf Johan Maurits van Nassau en Daniel Weyman, de kanselier van Brandenburg, naar Londen gezonden, om te onderhandelen over de voorwaarden, waarop Karel II zijne zuster in de voogdij zou vervangen. Den ryden Mei kwam „het accoord” tot stand, dat niet in alle opzichten naar den zin was van de Douairière. En nu werd in September op nieuw door de voogden eene poging gedaan bij de Staten van Holland, dat deze de „educatie” van den Prins op zich zouden nemen. Maar het werd door de Witt belet, o. a. omdat aan de Staten geene kennis was gegeven van het bovengenoemde accoord van 17 Mei. Waarschijnlijk was dadelijk, nadat Karel II als voogd was opge treden, door de voogden besloten, iemand naar het Fransche hof te zenden, om te beproeven Oranje terug te krijgen. Daartoe werd Huygens aangewezen, die het, in weerwil van zijne 65 jaren, zeker niet onaangenaam vond, Parijs te leeren kennen, waar zooveel te HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS. 103

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 111